donderdag 19 maart 2015

NOS herziet afspraken FOX Sports, onderzoek CvdM loopt door

Op aandrang van het Commissariaat voor de Media (CvdM) heeft de NOS afspraken met Eredivisie Media en Marketing CV (EMM) over betaalzender FOX Sports aangepast. De NOS was eerder overeengekomen om vooruitlopend op de live wedstrijden van de Eredivisie een nieuw programma uit te zenden waarin verwezen zou worden naar live uitzendingen bij Fox Sports. Hoewel van een nieuw programma uiteindelijk geen sprake is geweest, is de afspraak hierover nu komen te vervallen. Daarnaast was vastgelegd dat voetbalanalisten met vermelding van hun afkomst van FOX Sports commentaar zouden geven in het NOS programma Studio Voetbal. Ook deze verplichting is nu ongedaan gemaakt.

In de ogen van het Commissariaat bood de NOS daarmee een platform voor de groei van de betaalzender Fox Sports waardoor voor de kijker niet transparant was dat commerciële beïnvloeding was beoogd. Om die reden legde het Commissariaat een last onder dwangsom op. Deze kon oplopen tot € 1 miljoen als de afspraken niet voor 18 maart zouden zijn aangepast.
De afspraken zijn nu naar genoegen van het Commissariaat aangepast. Hiermee is in ieder geval bereikt dat de NOS niet langer het dienstbaarheidsverbod overtreedt. Het brede onderzoek van het Commissariaat naar de activiteiten van de NOS rond het Eredivisievoetbal loopt nog door. Dat richt zich nu vooral op andere Mediawettelijke vereisten en is verbreed naar andere partijen, waaronder de STER. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan kunnen nadere maatregelen volgen.


Het lopende onderzoek draagt bij aan de uitvoering van de prioriteiten van het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat ziet dit jaar in het bijzonder toe op de transparantie en onafhankelijkheid van media. Programma-aanbod van de publieke omroep moet op basis van eigen redactionele keuzes en onafhankelijk van commerciële invloeden tot stand komen.

woensdag 11 maart 2015

De non-conforme pony met zadeldwang en singelnijd




De feiten
De verkopers hebben eind 2011 op www.marktplaats.nl de pony Eindershof Carlos te koop aangeboden. In de advertentie is, voor zover van belang, vermeld:

Te koop super allround D-pony Einderhofs Carlos
(…)
Niveau:
Nationaal.
(…)
Beschrijving
(…)
Carlos is een lieve pony, die zeer geschikt is om veel van te leren. Het is een hoog geschoolde pony, hij kent alle kunstjes tot en met de wissels om de pas. Ook is hij allround, wat wil zeggen dat hij goed kan dressuren maar ook heel goed kan springen.
(…) Het is een pony die graag voor je aan het werk wil en hij houdt van wedstrijden.
(…)”
De koper was eind 2011 op zoek naar een brave wedstrijdpony voor zijn twaalfjarige dochter.
De koper heeft op 22 oktober 2011 de pony Eindershof Carlos gekocht van de verkopers voor een bedrag van € 6.000,-. In deze koopovereenkomst staat onder meer:
6.
(…)
Carlos is verkocht als een allround sportpony.
Verkoper verklaart kennis te hebben genomen van de hierboven omschreven bedoeling van de koper en verklaart dat het onder 1 beschreven dier (hof: Eindershof Carlos) hiervoor geschikt is.”
Eindershof Carlos is op 22 oktober 2011 aan de koper geleverd.
In eerste aanleg vorderde de koper, verkort weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst is ontbonden dan wel deze alsnog te ontbinden en, subsidiair, voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst is vernietigd dan wel deze alsnog te vernietigen.

Grondslag van de vordering
Op 24 oktober 2011 wilde de dochter van de koper voor de eerste keer op Eindershof Carlos gaan rijden. Hierbij is het echter vreselijk mis gegaan. Tijdens het opstappen steigerde Eindershof Carlos zonder enige aanleiding en heeft hij zichzelf geheel omgegooid. Hierbij is dochter van de koper onder de pony terecht gekomen, gelukkig zonder ernstig letsel. Ook bij het poetsen vertoonde Eindershof Carlos zeer onberekenbaar gedrag en steigerde hij veel.
Vervolgens heeft de koper de pony op 27 oktober 2011 door de dierenarts laten onderzoeken. Deze constateerde dat Eindershof Carlos bij algemeen palpatie van het lichaam zeer sensibel is alsook dat het dier tijdens het opzadelen extreem steigerde en zich bijna achterover liet vallen. Volgens de koper bevestigde de dierenarts verder dat dit gebrek reeds aanwezig moet zijn geweest op het moment van aankoop en dat het om levensgevaarlijk gedrag voor ruiter en/of begeleider gaat.
Daarnaast wees nader onderzoek door de koper in de tussentijd nog uit dat het door de verkopers genoemde niveau, nationaal, absoluut niet correct is. Tijdens de bezichtigingen van de pony voorafgaand aan de koop hebben de verkopers telkens benadrukt dat het een lieve en betrouwbare leerpony was, uitermate geschikt voor kinderen en een goede wedstrijdpony. De verkopers hebben geen melding van gebreken of gedragsproblemen van de pony gemaakt.
De koper stelt zich primair op het standpunt dat de pony niet voldoet aan de koopovereenkomst althans niet aan de verwachtingen die hij op grond daarvan van het dier kan en mag hebben. Er is dan ook sprake van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 lid 2 BW. de koper is gerechtigd op grond van artikel 6:265 lid 1 BW de overeenkomst te ontbinden en restitutie van het aankoopbedrag te vorderen. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat de koopovereenkomst vernietigbaar is wegens dwaling.

Oordeel kantonrechter
In het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2012 heeft de kantonrechter overwogen dat gelet op de tegengestelde standpunten van partijen hij het noodzakelijk acht om zich te laten adviseren door een ter zake deskundige en dat partijen ter comparitie ingestemd hebben met de benoeming van een deskundige. De kantonrechter heeft vervolgens de dierenarts S. Welschen tot deskundige benoemd en de deskundige opgedragen om de in dat vonnis geformuleerde vragen te beantwoorden. De kantonrechter heeft ook opgenomen dat bij de rijtechnische beoordeling rijstal Dijkerhoeve van de familie Dorssers zal worden ingeschakeld.
De deskundige heeft op 20 december 2012 een (definitief) rapport uitgebracht. Dit rapport is naast door Welschen voornoemd ondertekend door mw. S. Dorssers van stal Dijkerhoeve.
In het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2013 heeft de kantonrechter overwogen dat de deskundige heeft geconcludeerd dat de pony een duidelijke gedragsafwijking, te weten zadeldwang gecombineerd met een lichte vorm van singelnijd, vertoont, dat deze gedragsafwijking volgens Welschen bij de verkopers bekend was en zij daarmee konden omgaan maar dit voor de dochter van de koper niet mogelijk is en ook risico’s meebrengt. De kantonrechter is van oordeel dat de gekochte pony, die bestemd was voor de twaalfjarige dochter van de koper, nu die is aangeboden als lieve en betrouwbare leerpony, geschikt voor kinderen, niet voldoet aan de eisen die de koper redelijkerwijs aan de pony mocht stellen. de koper heeft gelet hierop terecht de koopovereenkomst ontbonden, aldus de kantonrechter.
Op grond daarvan heeft de kantonrechter de primair gevorderde verklaring voor recht toegewezen. Ook heeft hij de vordering om de pony op te halen en weer in bezit te nemen en de veroordeling tot terugbetaling van de door de koper betaalde koopsom van € 6.000,- toegewezen. De gevorderde schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen. De verkopers zijn als de ongelijk gesteld partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

Verweer verkopers
De verkopers hebben in hoger beroep in totaal zes grieven aangevoerd. De belangrijkste grieven, grieven 3, 4 en 5, strekken ten betoge dat er geen sprake is van non-conformiteit. Grief 6 houdt in dat de geconstateerde afwijking van zo geringe betekenis is dat deze ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtvaardigt.
Bij de beoordeling van de grieven 3, 4 en 5 stelt het hof het volgende voorop.
Op grond van het conformiteitsvereiste van artikel 7:17 lid 1 BW moet bij een koopovereenkomst de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Ingevolge artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak (in ieder geval) niet aan de overeenkomst indien zij mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Voorts mag de koper verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
Het is in dit geval aan de koper als koper om te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat niet voldaan is aan het conformiteitsvereiste.
Gesteld noch gebleken is dat de verkopers de pony hebben verkocht handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zodat het hof ervan uitgaat dat geen sprake is van een consumentenkoop. Het vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW mist dan ook toepassing.
In eerste aanleg heeft bewijslevering plaatsgevonden in de vorm van deskundigenbewijs. In het vonnis waarvan beroep van 10 juli 2012 heeft de kantonrechter als vraag 1 geformuleerd of de pony afwijkend gedrag vertoont. Blijkens het rapport heeft de deskundige deze vraag als volgt beantwoord:
“De pony vertoont zeker afwijkend gedrag, nl. tijdens het opzadelen van de pony stond hij erg onrustig en gespannen op de wasplaats. Tijdens het zadelen en singelen werd dit gedrag nog sterker. Een duidelijk aanwezige zadeldwang met een in lichte mate aanwezig singelnijd.”
In de conclusie van het rapport heeft de deskundige vervolgens opgenomen dat de pony een duidelijke gedragsafwijking, te weten zadeldwang gecombineerd met een lichte vorm van singelnijd, heeft, zoals de kantonrechter heeft overwogen.
In zoverre wordt het deskundigenrapport door de grieven niet, althans niet voldoende duidelijk, bestreden. In de toelichting op grief 4 hebben de verkopers het hof verzocht het deel van het deskundigenrapport buiten beschouwing te laten dat op de vragen 2 en 3 (en niet vraag 1) ziet. Voor zover de verkopers betwisten dat er sprake is van zadeldwang en singelnijd, hebben zij terzake geen althans onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om daarin aanleiding te zien van de conclusie van het deskundigenrapport af te wijken.
Volgens de verkopers had moeten worden onderzocht of het gebrek het gevolg is van een karakterafwijking of van invloeden als ziekte en pijnlijkheid. Het hof volgt de verkopers daarin niet. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de oorzaak van het gebrek relevant is. Het gaat er immers om of de verkopers een gebrekkige pony aan de koper hebben geleverd.
Het hof komt de door de deskundige gebezigde motivering voor de conclusie overtuigend voor. Blijkens het rapport heeft Welschen op 29 oktober 2012 de pony zelf bekeken en onderzocht tijdens de voorbereiding (het poetsen), het zadelen en het aantrekken van de singel. Voorts vindt deze conclusie steun in het onderzoek van de dierenarts [dierenarts] op 27 oktober 2011. Ook is door de verkopers op zichzelf niet betwist dat het door de koper aangevoerde incident van de pony met dochter van de koper op 24 oktober 2011 zich heeft voorgedaan. Het hof zal de conclusie dat de pony de beschreven gedragsafwijking heeft daarom volgen.
Het hof is van oordeel dat de pony Eindershof Carlos gelet op deze gedragsafwijking, welke als een gebrek dient te worden aangemerkt, niet aan de door de koper en de verkopers aangegane koopovereenkomst beantwoordde. Daartoe overweegt het hof, in respons op de door de verkopers bij de grieven gevoerde verweren, verder als volgt.
De verkopers betwisten dat de pony dit gebrek had ten tijde van of vóór de koop/levering. Zij stellen dat het een door de koper zelf veroorzaakt karaktergebrek betreft, naar het hof begrijpt omdat de koper niet op de juiste wijze met Eindershof Carlos is omgegaan. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. De koop/levering heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2011 en reeds op 24 oktober 2011, de eerste keer dat dochter van de koper met de pony wilde gaan rijden, heeft het incident plaatsgevonden en drie dagen later, op 27 oktober 2011, heeft de dierenarts Eindershof Carlos onderzocht. Onbetwist is dat deze dierenarts toen al heeft geconstateerd dat de pony zeer sensibel is bij palpatie (voelen) van het lichaam en extreem steigerde tijdens het opzadelen. Het onderzoek van de deskundige van ongeveer een jaar later bevestigde het bestaan van het gebrek. Uit de opmerkingen van dierenarts en de deskundige valt af te leiden dat de pony dit reeds had ten tijde van of vóór de koop/levering, zij het gezien de bevindingen van de deskundige mogelijk minder manifest omdat er bij de verkopers een speciaal protocol was voor het zadelen van Eindershof Carlos zodat dat goed ging. Ook uit de stellingen van de verkopers blijkt dat er reeds voorafgaand aan de levering een ‘gebruiksaanwijzing’ voor de omgang met de pony nodig was. Tegenover al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de onderhavige betwisting onvoldoende gemotiveerd. Aan (nadere) bewijslevering komt het hof op dit punt daarom niet toe.
Voorts hebben de verkopers ten verwere naar voren gebracht dat zij voorafgaand aan de koop de koper hebben gewaarschuwd dat Eindershof Carlos een gevoelige sportpony met een gebruiksaanwijzing is en uitgebreide instructies hebben gegeven zodat het aansingelen en zadelen goed zouden gaan. Voorts hebben zij de koper de mogelijkheid gegeven de pony zelf door een dierenarts te laten keuren, de instructrice na de levering te laten helpen met de pony en de koop voor de duur van een week op proef te sluiten, maar de koper heeft dit geweigerd, aldus de verkopers Ook stellen de verkopers dat dochter van de koper tijdens het bezichtigen bij de omgang met de pony zonder problemen is begeleid, ook bij het opzadelen, aansingelen en opstijgen.
Ook indien dit alles juist zou zijn, hetgeen de koper overigens ten dele betwist zodat dit niet vaststaat, dan heeft naar het oordeel van het hof te gelden dat gelet op de gedragsafwijking Eindershof Carlos niet aan de koopovereenkomst beantwoordde. Daartoe overweegt het hof voorts het volgende. Duidelijk is dat de verkopers aan de koper niet hebben meegedeeld dat de pony een duidelijke gedragsafwijking, te weten zadeldwang gecombineerd met een lichte vorm van singelnijd, heeft. Die mededeling hoefde vanzelfsprekend niet letterlijk in deze woorden te worden gedaan, maar de verkopers hadden de koper voorafgaand aan of bij het sluiten van de koopovereenkomst in duidelijke bewoordingen moeten wijzen op de gedragsafwijking, te meer nu de pony in de advertentie is aangeprezen als ‘lieve pony, die zeer geschikt is om veel van te leren’. Het hof volgt de verkopers niet waar zij stellen dat met dit onderdeel van de advertentie duidelijk alleen wordt gedoeld op het gedrag tijdens het rijden en niet op het gedrag van de pony tijdens bijvoorbeeld het poetsen en zadelen. Dat sprake zou zijn van een duidelijke gedragsafwijking, heeft de koper ook redelijkerwijs niet hoeven begrijpen uit de gestelde mededelingen, en evenmin uit de advertentie op www.marktplaats.nl. Voorts was bij de verkopers bekend dat de pony was bestemd voor de dochter van de koper, de (destijds) twaalfjarige dochter van de koper. Genoegzaam is gebleken dat de gedragsafwijking een normaal gebruik van de pony door dochter van de koper in de weg stond. Ook op dit punt is bewijslevering niet aan de orde.
Het vorenstaande brengt mee dat de grieven 3, 4 en 5 (en de grieven 1 en 2 voor zover die een nadere toelichting geven bij deze grieven), falen.
Grief 6 faalt eveneens. Gelet op het ernstige gebrek, dat door de dierenarts als levensgevaarlijk voor ruiter en/of begeleider wordt bestempeld, terwijl ook de deskundige in haar rapport vermeldt dat er risico’s voor dochter van de koper zijn, in onderlinge verband en samenhang bezien met het incident dat reeds heeft plaatsgevonden, kan niet gezegd worden dat er sprake is van een tekortkoming die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding van de koopovereenkomst niet rechtvaardigt. De rijtechnische kwaliteiten van de pony, die niet (langer) in geschil zijn, maken dat niet anders. De koper was derhalve gerechtigd om de koopovereenkomst te ontbinden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vonnissen waarvan beroep dienen te worden bekrachtigd. Dit betekent ook dat de terugbetalingsvordering van de verkopers niet toewijsbaar is. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de verkopers worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

De uitspraak

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter

Vrouw valt van trap tribune in sporthal, bezitter niet aansprakelijk omdat de trap niet gebrekkig is


De feiten
De sporthal Vijf Meihal te Leiden (hierna: de sporthal) wordt geëxploiteerd door Sportbedrijf Leiden, dat een onderdeel van de gemeente is.
Mevrouw X en haar echtgenoot hebben op 12 februari 2012 een uitverkochte basketbalwedstrijd in de sporthal bezocht. Bij binnenkomst in de sporthal is Mevrouw X, die sportschoenen aan had, via een trap omhoog gelopen naar de dertiende rij op de tribune, waar zij en haar echtgenoot hun zitplaatsen hadden. Na afloop van de wedstrijd is Mevrouw X via een andere – gelijkvormige – trap de tribune af gelopen.
Van bovenaf bezien bestaat de trap vanaf rij 13 tot en met rij 8 steeds uit een trede van 42 centimeter diep gevolgd door een stuk tribune van 43 centimeter diep. Na het stuk tribune van rij 8 volgt trede 7 van 22 centimeter diep, gevolgd door een stuk tribune van 23 centimeter diep. Hierna zijn er twee treden (6 en 5) van elk 22,5 centimeter diep en vervolgens een looppad van ruim een meter diep. Daarna volgen weer een aantal rijen stoelen met steeds een trede van 42 centimeter diep en een stuk van 43 centimeter diep. Er zijn geen trapleuningen. Op onderstaande foto (links) en het bovenaanzicht (rechts) zijn de treden 5 tot en met 8 trede met cijfers gemarkeerd.

 
Mevrouw X is bij het afdalen van de tribune ter hoogte van trede 7 ten val gekomen, waarbij zij op het looppad (zie het bovenaanzicht hierboven) is terecht gekomen. Naast een blauw scheenbeen en een bloedneus heeft zij daarbij letsel opgelopen aan haar linker elleboog, te weten een radiuskopfractuur.
Omstreeks juni 2012 is de tribune in de sporthal aangepast, in die zin dat trede 7 is verlengd, er een extra trede is geplaatst bij het stuk tribune onder trede zeven, de kleur van de treden is gewijzigd van beige/grijs naar oranje en er op elke trede een antislipstrip is aangebracht.

Het geschil
Mevrouw X verzoekt – zakelijk weergegeven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat de gemeente jegens Mevrouw X aansprakelijk is voor de door Mevrouw X geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval van 12 februari 2012;

Oordeel kantonrechter
Mevrouw X heeft verschillende verklaringen afgelegd over de drukte op de trap ten tijde van het ongeval. Ter zitting heeft Mevrouw X gesteld dat zij na afloop van de wedstrijd heeft gewacht tot de ergste drukte voorbij was. Vervolgens is zij op een lege trap naar beneden gelopen, waarbij zij vrij zicht op de trap had. De eerste tien stappen waren afwisselend treden en stukken tribune met een diepte van 42 respectievelijk 43 cm. Bij de elfde stap stapte Mevrouw X alleen met haar hiel op de hiervoor genoemde trede 7 met een diepte van 22 cm. Omdat zij in een cadans liep en niet verwachtte en gezien had dat deze trede aanmerkelijk smaller was dan de voorgaande treden, is zij vervolgens voorover gevallen, aldus Mevrouw X. Op dat moment liep er niemand voor haar. Wel stond er naast de trap een vrouw die folders uitdeelde, waardoor Mevrouw X volgens eigen zeggen is afgeleid. Ook stonden er mensen naast de trap op het looppad, terwijl er in de zaal ook nog van alles gaande was, aldus nog steeds Mevrouw X .
Hoewel de gemeente c.s. de door Mevrouw X gestelde toedracht heeft betwist, is de kantonrechter van oordeel dat nadere bewijslevering achterwege kan blijven, omdat zelfs wanneer de kantonrechter veronderstellenderwijs uitgaat van de door Mevrouw X ter zitting gestelde gang van zaken, de kantonrechter het verzoek afwijst. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat ten tijde van het ongeval geen sprake was van een gebrekkig opstal als bedoeld in artikel 6:174 BW. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de trap voldeed aan het Bouwbesluit. Niet kan met succes worden gesteld dat de trap door de afwijkende maten vanaf trede 7 en lager ten opzichte van de hoger gelegen treden tot en met tribune 13 niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. De rechtbank stelt voorop dat bij het beklimmen en afdalen van trappen van tribunes een extra oplettendheid en voorzichtigheid dient te worden betracht omdat het een feit van algemene bekendheid is dat de trappen van tribunes (of het nu gaat om sporthallen, stadions of concert- en theaterzalen) afwijken van een standaard trap en ook de afstand van de te nemen treden voortdurend kan wijzigen, al naar gelang de constructie van de tribune en de plaatsing van de stoelen. Die oplettendheid is ook geboden omdat in veel gevallen – zoals ook in het onderhavige geval – geen trapleuningen aanwezig zijn omdat de constructie van een tribune dat niet toelaat.
Weliswaar is voorstelbaar dat Mevrouw X , toen zij van de tribune afliep, op de eerste tien treden en stukken tribune van gelijke lengte een bepaalde cadans in haar loopritme ontwikkelde, zoals Mevrouw X heeft gesteld, maar dit ontslaat haar niet van de voornoemde oplettendheid. Weliswaar mocht zij er, zolang ze tussen de stoelen liep van uitgaan dat de treden even diep waren, maar op het moment dat de tribune feitelijk eindigt, diende zij erop bedacht te zijn dat de situatie kon wijzigen. Mevrouw X mocht er dan ook niet vanuit gaan dat de treden van de gehele trap dezelfde lengte zouden hebben en dat zij de gehele trap in dezelfde cadans kon aflopen. Trede 7 bevond zich op de overgang van de rijen met stoelen naar het looppad. Daarbij is van belang, zoals blijkt uit de foto onder rov. 2.3., dat Mevrouw X zelfs bij een normale oplettendheid in de door haar gestelde situatie waarin ze vrij zicht had en er geen mensen voor haar liepen, voor haar voldoende zichtbaar moet zijn geweest dat vanaf trede 7 de diepte van alle treden tot aan het looppad wijzigde, zeker gezien het grote verschil in diepte (een halvering van 42/43 naar 22 cm).
Het voorgaande maakt dat het Mevrouw X bij de door haar in de gegeven omstandigheden in acht te nemen oplettendheid had moeten opvallen dat de diepte van de treden vanaf trede 7 wijzigde. Voor zover Mevrouw X heeft aangevoerd dat zij is afgeleid door een vrouw die folders uitdeelde en omdat er in de zaal ook nog van alles gaande was, komt dit voor haar rekening en risico. Mevrouw X heeft erkend dat de vrouw die folders uitdeelde stond opgesteld op het looppad onderaan de trap, zodat zij eerst de trap met de nodige oplettendheid had kunnen afdalen alvorens de folder in ontvangst te nemen.
De omstandigheid dat de gemeente de tribune enkele maanden na het ongeval van Mevrouw X heeft aangepast, maakt wellicht dat de situatie thans veiliger is dan voorheen, maar hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de tribune voorheen gebrekkig was. Voor zover Mevrouw X heeft gesteld dat in de nieuwe situatie de treden in een sterk van de tribune afwijkende kleur zijn geverfd, geldt dat ook in de oude situatie de kleur van de treden afweek van de kleur van de tribune, zoals uit de in het geding gebrachte foto’s blijkt. Daarmee had de gemeente voldaan aan haar – uit het ontbreken van een trapleuning voortvloeiende – verplichting om er voor te zorgen dat de vorm en afmeting van de verschillende treden, en daarmee de afwijking vanaf trede 7, voldoende kenbaar was voor bezoekers. Tot slot leidt de afwezigheid van antislipstroken in de oude situatie er niet toe dat de trap toen gebrekkig was, waarbij van belang is dat Mevrouw X niet heeft gesteld dat zij is uitgegleden, maar een misstap heeft gemaakt vanwege de diepte van trede 7, zodat causaal verband ontbreekt.

Het voorgaande leidt ertoe dat de gemeente niet op grond van de artikelen 6:174 en/of 6:162 BW aansprakelijk is voor het ongeval.

zondag 1 maart 2015

Nederlandse Wandelsport Bond informeert terecht rechtstreeks de leden van regionale bond over gevolgen van fusie


De Nederlandse Wandelsport Bond (NWB) is een nationale wandelsportbond. De Sticht Gooise Wandelsport Bond (SGWB) is, samen met andere regionale wandelsportbonden, lid van de NWB.
Wandelaars kunnen, al dan niet via lokale wandelsportorganisaties, lid worden van een regionale wandelsportbond. Zij kunnen er ook voor kiezen om (naast of in plaats van hun lidmaatschap bij een regionale wandelsportbond) rechtstreeks lid te worden van de NWB.
In de Akte van Statutenwijziging van de NWB van 29 december 2011 is het volgende bepaald:
Artikel 3.
3. De NWB stelt zich ten doel het organiseren en het beoefenen van de wandelsport te bevorderen en alles te doen wat hiertoe kan leiden of bevorderlijk kan zijn, een en ander genomen in de ruimste zin van het woord.
(…).
Artikel 5.
LEDEN
5. De NWB kent als leden:
a. ereleden;
b. leden van verdienste;
c. bestuursleden;
d. regionale wandelsportbonden, hierna te noemen regionale bonden;
e. landelijke en/of regionale organisaties, hierna te noemen aangesloten organisaties;
f. rechtstreekse leden;
g. bijzondere leden.
Artikel 6.
DEFINITIES VAN DE LEDEN
(…).
6.4.
Een regionale bond is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich richt op een door de NWB vastgesteld geografisch omschreven gebied.
(…).
6.6.
Rechtstreekse leden zijn natuurlijke personen:
a. woonachtig in gebieden waar met inachtneming van het hiervoor in artikel 6.4 bepaalde geen regionale bond, aangesloten bij de NWB, vertegenwoordigd is;
b. buiten Nederland woonachtig (tenzij lid van een regionale bond); of
c. die hebben verklaard te kiezen voor het rechtstreekse lidmaatschap van de NWB.

In artikel 3 van het Huishoudelijk reglement van de NWB is het volgende bepaald:
VERPLICHTINGEN
3.1.
Regionale bonden zijn verplicht ter kennis van hun leden te brengen dat statuten, huishoudelijk reglement en andere reglementen, bepalingen en besluiten van de NWB op hen van toepassing zijn.
3.2.
Regionale bonden moeten (aanvullende) ledenopgaven met vermelding van de ingangsdatum en wat betreft de leden-natuurlijke personen de gegevens met betrekking tot de voornaam, de achternaam, het adres, de woonplaats met de postcode (de zo genaamde NAW-gegevens), het geslacht en de geboortedatum) uiterlijk op de door de NWB aan te geven data inzenden aan de NWB.
(…).”
Omdat de SGWB lid is van de NWB ontvangen wandelaars die (al dan niet via een lokale wandelsportorganisatie) lid zijn van de SGWB, het magazine ‘Wandelen’ en het landelijk wandelprogramma (hierna: LWP), dat wordt uitgegeven door de NWB en de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding-Wandelsportorganisatie Nederland (hierna: KNBLO-NL), de andere nationale wandelsportbond. In het LWP is informatie opgenomen over alle wandeltochten en evenementen van de NWB en de KNBLO-NL. Aangesloten wandelaars ontvangen korting op die wandeltochten en evenementen.
De NWB heeft het voornemen om, samen met de bij haar aangesloten regionale bonden die hier positief tegenover staan, op 1 januari 2015 te fuseren met de KNBLO-NL. De nieuwe bond zal de Koninklijke Wandel Bond Nederland (hierna: KWBN) gaan heten.
Anders dan de meeste andere regionale wandelbonden heeft de SGWB zich tegenstander van de fusie getoond. Een meerderheid van de aanwezige leden op de algemene ledenvergadering van de SGWB van 17 mei 2014 heeft gestemd voor een zelfstandig voortbestaan van de SGWB en opzegging van het lidmaatschap van de SGWB bij de NWB als de fusie tussen de NWB en de KNBLO-NL doorgang zal vinden.
Op 6 augustus 2014 hebben de NWB en de SGWB gezamenlijk vergaderd over de gevolgen van dit besluit van de SGWB. In de conceptnotulen van deze vergadering is het volgende vermeld:
1. Opening
De voorzitters van beide besturen benadrukken nogmaals dat, in opdracht en in belang van beider verenigingen, zij alle openstaande punten op deze vergadering ‘netjes’ willen oplossen.
(…).
9Overstappende leden (individuele leden en verenigingen)
(…).
Op dit moment zijn er een aantal individuele leden die aan hebben gegeven dat zij lid willen worden van de NWB. Er zijn ook een aantal verenigingen die inmiddels lid zijn geworden van de NWB. (…). Het is aan de leden zelf om zich af te melden bij de SGWB. Men kan ook lid zijn van meerdere verenigingen (c.q. bonden). (…).
In de conceptnotulen van de bestuursvergadering van de NWB van 8 oktober 2014 is het volgende vermeld:
7. Voortgang fusieproces met KNBLO-NL
a. Voortgang proces
(…).
b. Afhandeling SGBW
Er is 1 ½ maand geleden een gesprek tussen het bestuur van de NWB en de SGWB geweest en daarin zijn afspraken gemaakt. Er zijn nog stukken volgens afspraak nagezonden. De stukken zijn aangeleverd omdat de SGWB deze nodig heeft om hun leden te informeren (…).
De SGWB heeft haar leden tot op heden niet geïnformeerd over de consequenties van de verzelfstandiging. NWB vind dat zij zelf uiteindelijk de leden wel moet informeren als zorgplicht indien de SGWB dit niet doet. NWB zal dan in november een mailing sturen naar de individuele leden.
(…).
Bij brief van 18 november 2014 heeft de NWB het volgende laten weten aan leden van de SGWB:
Zoals u wellicht heeft gehoord of gelezen heeft uw regionale bond de SGWB in haar ledenvergadering van 21 mei 2014 besloten om zelfstandig door te gaan en zich niet aan te sluiten bij de fusie van alle regiobonden, KNBLO-NL en de NWB. De nieuwe bond wordt per 1 januari KWBN (Koninklijke Wandel Bond Nederland). (…). Per 1 januari 2015 zal de SGWB door de beslissing van haar ledenvergadering niet langer onderdeel uitmaken van een landelijke wandelbond.
Voor u als lid van de SGWB zal dit helaas consequenties hebben. U ontvangt bijvoorbeeld niet meer zoals u gewend was het blad NWB wandelen, het Landelijk Wandelprogramma (LWP) en de korting bij de landelijke wandeltochten.
Als u wel het magazine, het LWP en de korting wenst te ontvangen dan kunt u nu rechtstreeks lid worden van de NWB. Indien u zich voor 1 december a.s. aanmeldt voor het lidmaatschap 2015 dan ontvangt u wel het LWP 2015 met daarin alle wandeltochten van KWBN van het jaar 2015, u krijgt in 2015 het magazine toegestuurd en u behoudt de korting bij de wandeltochten van de KWBN. (…).
Indien u wilt opzeggen voor het jaar 2015 bij de SGWB dan dient u uw lidmaatschap bij de SGWB vóór 1 december 2014 op te zeggen bij het secretariaat van de SGWB door een e-mail te sturen naar ledenadministratie@sgwb.nl. Beschikt u niet over e-mail dan volstaat een briefje. Dit kunt u aan het bondsbureau van de Nederlandse Wandelsport Bond richten. Het adres vindt u bovenaan deze brief. Wij zorgen er dan voor dat uw opzegging terecht komt bij de SGWB.
Om vervolgens lid te worden van de NWB kunt u uw aanmelding doen via onze website www.nwb-wandelen.nl/lid worden, of contact opnemen met het bondsbureau via e-mail info@nwb-wandelen.nl of tijdens kantooruren telefonisch via telefoonnummer 030-2319458. Nadat u overgestapt bent ontvangt u van ons weer wat u voorheen gewend was.
(…).
Vorig jaar waren circa 9.000 wandelaars lid van de SGWB. Ongeveer 500 leden hebben na de ontvangst van voormelde brief hun lidmaatschap van de SGWB opgezegd.

De vordering
De SGWB heeft als belangrijkste vordering dat de voorzieningenrechter de NWB bij vonnis in kort geding zal veroordelen tot het betalen van € 5.000,00

De motivering van de SGWB
De SGWB heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat de NWB voor de verzending van de brief van 18 november 2014 onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van de ledenbestanden van de SGWB, omdat die slechts tot haar beschikking staan om het magazine ‘NWB Wandelen’ te kunnen verspreiden en de leden van de SGWB van relevante informatie te kunnen voorzien, niet om hen te bewegen tot het opzeggen van hun lidmaatschap. Door de leden van de SGWB te bewegen tot het opzeggen van hun lidmaatschap heeft de NWB bovendien gehandeld in strijd met de tussen haar en de SGWB gemaakte afspraken, waaronder de afspraak om “niet in elkaars vijver te vissen”. Ook dat is onrechtmatig jegens de SGWB. De SGWB lijdt bovendien schade, omdat haar leden gehoor geven aan de oproep tot het opzeggen van hun lidmaatschap.

Verweer NWB
De NWB heeft verweer gevoerd. Dat verweer komt erop neer dat het bestuur van de SGWB haar leden, ondanks herhaald verzoek daartoe door de NWB, onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van het besluit tot verzelfstandiging. Het laatste verzoek is op 9 november 2014 telefonisch geuit, aldus de NWB. De NWB heeft uiteengezet dat de leden van de SGWB, als lid van de NWB, na de fusie van rechtswege lid zullen zijn van de KWBN en dat zij derhalve contributie zullen moeten voldoen aan de KWBN. Daar staan dan alle voordelen van dit lidmaatschap (het magazine ‘Wandelen’, het LWP en de korting op wandeltochten en evenementen) tegenover. Maar de leden van de SGWB zullen na de verzelfstandiging van de SGWB ook aan de SGWB contributie moeten afdragen. Als zij niet overgaan tot opzegging van één van beide lidmaatschappen, zullen zij derhalve geconfronteerd worden met extra kosten. Nu betalen de leden van de SGWB namelijk slechts één jaarlijks contributiebedrag, dat door de SGWB en de NWB wordt verdeeld. Omdat de SGWB haar leden hierover – volgens de NWB ten onrechte – niet heeft geïnformeerd, heeft de NWB, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van haar statuten, gemeend die noodzakelijke informatie zelf te moeten verstrekken aan de circa 850 SGWB-leden die geen lid zijn van een lokale wandelsportorganisatie en die dus geen informatie hebben ontvangen van een lokale wandelsportorganisatie. Alleen aan deze circa 850 leden van de SGWB heeft zij de brief van 18 november 2014 verzonden, aldus de NWB.
De NWB heeft voorts aangevoerd dat zij ingevolge artikel 3 van haar huishoudelijk reglement over de NAW-gegevens van deze 850 aangeschreven leden beschikt en dat zij deze gegevens daarom niet onrechtmatig heeft gebruikt. Ook heeft zij niet in strijd gehandeld met de gestelde tussen partijen gemaakte afspraak om niet “in elkaars vijver te vissen”, omdat een dergelijke afspraak, die ook niet in de conceptnotulen is vermeld, volgens haar niet is gemaakt. Zo’n afspraak zou volgens de NWB ook onzinnig zijn geweest, aangezien de aangeschreven leden immers ook lid zijn van de NWB. Tot slot heeft de NWB aangevoerd dat eventuele schade van de SGWB niet kan worden toegerekend aan de NWB.
De SGWB heeft in reactie op het verweer van de NWB naar voren gebracht dat zij haar leden wel degelijk, en bij herhaling, afdoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van de fusie. Zo heeft zij haar leden in mei 2014 uitgenodigd voor een extra ledenvergadering, waar zij haar leden heeft laten weten dat zij na de verzelfstandiging het magazine ‘Wandelen’ en het LWP niet meer zouden ontvangen, en heeft zij hen laten weten dat de contributie in 2015 op het niveau van 2014 zal blijven. Ook in een extra vergadering op 4 november 2014 zijn de leden nog eens geïnformeerd, al heeft de focus toen gelegen op wat de SGWB haar leden na de verzelfstandiging zelf te bieden heeft. Hoewel de korting op LWP-activiteiten zal komen te vervallen, zullen de leden na de verzelfstandiging namelijk nog steeds wandelinformatie ontvangen, vergelijkbaar met het LWP, maar dan van de SGWB zelf. Dat heeft de SGWB hen op 4 november 2014 laten weten. Verder heeft zij haar leden bij die gelegenheid een presentatie gegeven over het strategisch plan. De opkomst op deze vergadering was beduidend hoger dan normaal, zeker 60 à 70 personen zijn hier naartoe gekomen. Desgevraagd heeft de SGWB gesteld niet te weten welke informatie de onder haar ressorterende lokale wandelsportorganisaties aan hun leden hebben verstrekt met betrekking tot de verzelfstandiging van de SGWB, maar dat is haars inziens niet van belang, aangezien zij deze leden zelf afdoende heeft geïnformeerd. De SGWB heeft erkend dat circa 850 van haar leden niet aangesloten zijn bij een lokale wandelsportorganisatie.

Oordeel voorzieningenrechter
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het primair op de weg van de SGWB zelf, de zich afscheidende bond, gelegen om haar leden tijdig voor te lichten over de precieze gevolgen daarvan. De voorzieningenrechter overweegt dat de SGWB niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende informatie heeft gegeven. Gesteld noch aannemelijk is immers geworden dat de door SGWB verstrekte informatie meer leden heeft bereikt dan de 60 à 70 die aanwezig zijn geweest op de ingelaste extra ledenvergaderingen van 17 mei en 4 november 2014. Dat is minder dan 1% van het totale ledental van de SGWB. Nu de SGWB in dit verband bovendien ter zitting heeft medegedeeld niet te weten of (en zo ja, hoe) de lokale wandelsportorganisaties hun leden hebben geïnformeerd, acht de voorzieningenrechter het niet voldoende aannemelijk dat het merendeel van de leden van de SGWB voldoende is geïnformeerd over de gevolgen die de verzelfstandiging van de SGWB voor hen zal hebben. Het vermoeden van onvoldoende informatieverstrekking door de SGWB op dit punt wordt versterkt door de omstandigheid dat circa 500 van de 850 leden die de brief van 18 november 2014 hebben ontvangen, hebben gereageerd met opzegging van hun lidmaatschap van de SGWB. Gelet op de inhoud van die brief acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat deze leden zich tot dat moment niet hadden gerealiseerd dat SGWB-leden vanaf 2015 geen recht meer zullen hebben op de korting op de wandeltochten en evenementen van de NWB/KNBLO-NL (KNWB), terwijl die korting, naar de voorzieningenrechter begrijpt, toch een wezenlijk element is van het lidmaatschap van een wandelvereniging of -bond.
Bij gebreke van voldoende tijdige voorlichting door de SGWB is het begrijpelijk dat de NWB heeft gemeend die informatie zelf te moeten verstrekken, in ieder geval aan die leden die niet kunnen zijn geïnformeerd door hun lokale wandelsportorganisatie. Dat geldt temeer nu de NWB onbetwist heeft aangevoerd dat artikel 3 van haar statuten daartoe noopt. Dat de NWB de bewuste brief heeft verzonden, kan haar dan ook niet worden tegengeworpen, zodat het gestelde onrechtmatig handelen niet kan worden aangenomen. Datzelfde geldt met betrekking tot het gebruik van de ledenbestanden van de SGWB. Ook dat kan de NWB niet worden tegengeworpen, nu voldoende aannemelijk is dat de leden van de SGWB ook gebonden zijn aan de statuten en reglementen van de NWB. Dat in de brief van 18 november 2014 niet is vermeld dat een lidmaatschap van zowel de SGWB als de fusiebond mogelijk is, terwijl partijen daarover wel overeenstemming hadden bereikt, maakt het voorgaande niet anders. Aldus moeten de vorderingen van SGWB worden afgewezen.