zaterdag 27 augustus 2016

Arbitragecommissie KNVB: opzegtermijn niet-contractspeler één maand; gefixeerde schadevergoeding niet uitgesloten




De feiten
De Arbitragecommissie gaat bij haar overwegingen uit van de navolgende feiten en omstandigheden, welke naar het oordeel van de Arbitragecommissie voldoende zijn komen vast te staan.

a.  Mossaoui voetbalt sinds de winterstop van het seizoen 2012/2013 bij STR en heeft vanaf dat moment een (oplopende) maandelijkse betaling verkregen. Door SRT zijn ten behoeve van bedoelde maandelijkse betalingen steeds loonstroken aan Mossaoui ter beschikking gesteld.

b. Bij app-bericht d.d. 19 februari 2016 heeft Mossaoui aan voorzitter Van Gogh bericht "Goedemorgen René, mijn tegenvoorstel is € 800,00 per maand, had het ook met Max erover en hij zegt dan denk ik dat het beter is dat je dat bedrag voor twee jaar afspreekt."

c. Bij e-mail d.d. 19 februari 2016 heeft Van Gogh aan Mossaoui onder meer het volgende geschreven: "Jouw voorstel is € 800,00 per maand, aanvullend met "Alleen jij Bepaalt" en eventueel de training in het kader Challenge 010. Deze afspraken zouden dan gelden voor een overeenkomst voor twee seizoen. Het bestuur heeft hier vanmorgen overleg over gehad, en ik kan je meedelen dat wij gaan akkoord met jouw voorstel(..... ). Het is mijn bedoeling om onze overeenkomst in de week van 29 maart wereldkundig te maken. Wij zullen het dan gaan plaatsen op de website en onze social mediakanalen (twitter, Facebook, lnstagram). Vind jij dit ook goed?"

d. Bij app-bericht van 11 maart 2016 heeft Van Gogh Mossaoui bericht als volgt: "Volgende week wil ik het op de website zetten dat je blijft bij TPP, ben je het daarmee eens?.
Op 12 maart 2016 heeft Mossaou Van Gogh bericht: " OK is goed".

e. Op 16 maart 2016 heeft TPP Rotterdam via social mediakanalen gemeld dat Mossaoui voor twee seizoenen bij bedoelde vereniging zou (blijven) voetballen.

f. Eind april, begin mei 2016 heeft Zaalvoetbalvereniging Hovocubo via social mediakanalen gemeld dat Mossaoui het seizoen 2016/2017 aldaar zou spelen.

g. Op 1 mei 2016 heeft de heer Van Gogh Mossaoui middels app bericht met betreffend bericht geconfronteerd.

Standpunt van partijen
STR heeft zakelijk weergegeven gesteld dat tussen STR en Mossaoui een mondelinge arbeidsovereenkomst is gesloten voor de seizoenen 2016/2017 en 2017/2018, waarna is gebleken dat Mossaoui de overeenkomst niet  wenste na te komen en bij een andere zaalvoetbalvereniging gaat spelen. STR stelt aanspraak te kunnen maken op een vergoeding door Mossaoui aan STR te voldoen van € 28.804,56, zijnde het salaris dat Mossaoui in de contractperiode zou gaan verdienen, vermeerderd met de werkgeverslasten.
Mossaoui stelt dat voor zover tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst hij voor onbepaalde tijd in dienst is. Voorts heeft hij gesteld dat de situatie bij de club na het bereiken van mondelinge overeenstemming wijzigde en van belang zijnde sterkhouders van het team alsmede de coach - in tegenstelling tot hetgeen de club hem had voorgehouden - bij de club gingen vertrekken. Verder stelt Mossaoui dat hij zich bij zijn huidige werkgever sportief en financieel verbetert.

Beoordeling van het geschil
Met STR meent de Arbitragecommissie dat voor zover tussen STR en Mossaoui een overeenkomst voor de seizoenen 2016/2017 en 2017/2018 tot stand is gekomen, deze overeenkomst (ook) is aan te merken als een arbeidsovereenkomst. STR zou loon zijn verschuldigd terwijl Mossaoui persoonlijk de arbeid diende te verrichten onder werkgeversgezag van STR. STR is in de achterliggende jaren in de verhouding tot Mossaoui ook steeds van uitgegaan van een arbeidsovereenkomst tussen partijen en heeft Mossaoui ook maandelijkse loonstroken ter beschikking gesteld.
Uit het e-mailverkeer tussen Mossaoui en Van Gogh is naar het oordeel van de Arbitragecommissie afdoende komen vast te staan dat partijen op 19 februari 2016 overeenstemming hebben bereikt over de verlenging van de arbeidsovereenkomst gedurende twee seizoenen onder verbetering van de arbeidsvoorwaarden van Mossaoui.
Gelet op het thans vigerende wettelijk kader wordt de verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geacht van rechtswege voor onbepaalde tijd te gelden indien tussen partijen meer dan drie arbeidsovereenkomsten zijn gesloten (tenzij die elkaar hebben opgevolgd met een tussenpoos van meer van 6 maanden) en/of in het geval de verlengde arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd een periode van 24 maanden hebben overschreden.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat Mossaoui sinds de winterstop 2012/2013 voor STR speelt en loon ontvangt. Het bestuur van TPP is in 2014 afgetreden. Voor het seizoen 2014/2015 heeft het nieuwe bestuur met Mossaoui nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken gemaakt.
Hoe ook bezien, maakt zulks dat bij het maken van de afspraak op 19 februari 2016 rechtens tussen partijen reeds een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van kracht is geworden. Zulks is ook zijdens STR uitdrukkelijk ter zitting erkend.
De Arbitragecommissie realiseert zich dat het van rechtswege ontstaan van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zich niet verhoudt met de in de voetbalwereld gevoelde werkelijkheid van het gedurende één of meerdere seizoenen contracteren, maar moet vaststellen dat behoudens de gevallen waarvoor de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 juni 2015 (2015-00001598667) geldt, ook voor werknemers in de sportsector het reguliere arbeidsrechtelijke kader van kracht is.
Bedoelde ministeriële regeling bepaalt dat voetbalspelers die als contractspeler geregistreerd staan bij Sectie Betaald Voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond voor deelname aan de herencompetities van de Sectie Betaald Voetbal van het onder punt 10 bedoelde arbeidsrechtelijke kader zijn uitgezonderd. Tussen partijen is niet in geschil dat Mossaoui niet als contractspeler geregistreerd staat bij de Sectie Betaald Voetbal van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond, zodat bedoelde uitzondering hier niet van toepassing is.
Voorts geldt dat niet is gesteld of gebleken dat op de arbeidsverhouding tussen STR en Mossaoui een CAO van toepassing is. In een CAO kan op bedoeld wettelijk kader een zekere uitzondering worden gemaakt.
Uitgaande dat tussen partijen de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt, geeft dat Mossaoui de mogelijkheid steeds de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van een maand te beëindigen, tenzij een langere opzegtermijn schriftelijk is bedongen. In casu is geen langere opzegtermijn schriftelijk vastgelegd.
Gelet op hetgeen ter zitting is gewisseld, houdt de Arbitragecommissie het erop dat in mei 2016 STR heeft begrepen - ook van Mossaoui- dat hij per 1 juli 2016 zijn werkzaamheden niet zou voortzetten.
Nu in de tussenliggende periode naar het oordeel van de Arbitragecommissie de opzegtermijn is versteken, heeft Mossaoui de arbeidsovereenkomst niet onregelmatig opgezegd en is hij, anders dan STR kennelijk stelt, niet de gefixeerde schadeloosstelling zoals bedoeld in artikel 7:672 lid 10 BW aan STR verschuldigd. Hoewel de Arbitragecommissie begrip heeft voor het standpunt van STR dat in de voetbalwereld per seizoen wordt gecontracteerd, ziet de Arbitragecommissie derhalve vanuit het arbeidsrecht in het onderhavige geval geen aanknopingspunt aan STR de gefixeerde schadeloosstelling toe te kennen.
De Arbitragecommissie acht het echter niet uitgesloten dat - onder omstandigheden -een voetbalclub aanspraak zou kunnen maken op een schadevergoeding ingeval sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een speler of trainer (betreffende speler of trainer dus arbeidsrechtelijk de mogelijkheid heeft om met inachtneming van een verhoudingsgewijs korte opzegtermijn de arbeidsovereenkomst te beëindigen) en betreffende speler/trainer de door hem gedane uitdrukkelijke toezegging zich één of meer seizoenen aan de voetbalclub te verbinden, niet nakomt.
Naar het oordeel van de Arbitragecommissie zal alleen in bijzondere (uitzonderings)gevallen aan een schadevergoeding kunnen worden toegekomen.
In casu heeft STR onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij concrete schade heeft geleden als gevolg van het vroegtijdige vertrek van Mossaoui. STR heeft volstaan met de verwijzing naar het toekomstige loon van Mossaoui, doch zulks is naar het oordeel van de Arbitragecommissie niet als een schadepost te beschouwen. STR heeft haar schade niet verder toegelicht of onderbouwd.
Een en ander maakt dat de vordering van STR zal worden afgewezen, onder veroordeling van STR in de kosten van de KNVB.

Rechtdoende als goede mannen naar billijkheid
Wijst af de vordering van verzoekster en veroordeelt verzoekster in de kosten aan de zijde van de KNVB begroot op € 450,00 en aan de zijde van Mossaoui op nihil.

donderdag 25 augustus 2016

Tijdschrift voor Sport & Recht (TvS&R) 2016 nummer 1/2


Geen schadevergoeding na onrechtmatige schorsing: dopingbestrijding schendt mensenrechten
Mr. G. Berenschot
Dopingbestrijding beroept zich op de bescherming van de volksgezondheid en bescherming en bevordering van ‘fair play’ in de sport. Rechtsgelijkheid en rechtszekerheid in alle landen en alle sporten was de reden om de Wereld Anti-Doping Code (WAD Code) in te voeren. Atleten accepteerden dopingbestrijding omdat het gelijke behandeling zou garanderen. Zij hebben hierin geen vrije keus. Atleten stemmen automatisch in met een antidopingregime van whereabouts-verplichtingen en het strict-liability principle. Zij stemmen automatisch in met omkering van de bewijslast. Zij stemmen in met een gesloten tuchtrechtelijk systeem. Niet instemmen betekent niet deelnemen.
De oprichting van het WADA en publicatie van de eerste WAD Code heeft de rechtsgelijkheid tussen atleten uit verschillende landen onderling inderdaad verbeterd. Rechtsgelijkheid en rechtszekerheid lijken echter geen beginselen waarop atleten zich kunnen beroepen tegenover sportbonden of dopingautoriteiten. In vrijwel ieder land bestaat een vergoedingsregeling als een burger zonder uiteindelijke veroordeling in hechtenis heeft gezeten. Een vergelijkbare regeling bestaat niet als een atleet onrechtmatig is geschorst. Het beleid van sportbonden en dopingautoriteiten en de uitwerking van de WAD Code is structureel gericht op het ontgaan van schadeplicht. Toegang tot de burgerlijke rechter wordt tegengehouden. Dat maakt toetsing aan de waarborgen van de gecodificeerde mensenrechten onmogelijk. Dit is onrechtmatig, dit schendt mensenrechten van atleten.

De Pechstein-saga: is het einde in zicht?
Mr. J. Vanenburg

Megasportevenementen en mensenrechten
Mr. drs. V.W. Vleugel
Megasportevenementen zoals de Olympische Spelen en het Wereldkampioenschap Voetbal hebben de aantrekkingskracht om de aandacht van de wereld op één plek te vestigen. Steeds vaker zien landen de organisatie van deze megasportevenementen als een kans om hun land op de kaart te zetten, om hun imago op te vijzelen, als een vorm van public relations. Dit heeft ertoe geleid dat landen meer en meer tegen elkaar opbieden om deze evenementen binnen te halen.

Historical Perspective on Sports and the European Union: the ECJ Pulling the Strings?
Mr. M.A. de Vlieger
The sports world likes to see itself as the odd man out within the legal framework of the European Union (‘EU’) and maybe it is, but history shows that a self-image alone does not necessarily result in a different treatment. This paper critically examines the evolution of institutional approach of the EU towards sports from the early days of European institutionalism to the present day and engages in a glimpse of the future of EU sports law and policy.