zaterdag 6 september 2014

Arbitragecommissie KNVB (Letschert/Roda JC): Onder omstandigheden is contract van zes maanden en optie van twee jaar niet excessief


De feiten
Tussen Letsehert en Roda JC is een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van vijf maanden tot en met 30 juni 2014. In artikel 1 is bepaald:
"De werkgever  heeft eenzijdig tot 1 juni 2014 het recht deze arbeidsovereenkomst te verlengen met 2 jaar, waardoor de arbeidsovereenkomst alsdan zal eindigen op 30 juni 2016. De Werkgever dient, indien hij gebruik wenst te maken van deze mogelijkheid,  de werknemer hiervan uiterlijk 1 juni 2014 middels een aangetekend schrijven in kennis te stellen."

In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
"De Werknemer ontvangt in de periode van 01-02-2014 tlm 30-6-2014 een bruto salaris van € 1.100,- per maand. Werknemer ontvangt na iedere 10 maal dat hij 45 minuten aan een bindende wedstrijd heeft deelgenomen  een salarisaanpassing van € 500,- bruto per maand uit te keren de maand volgend op het bereiken van het bovengenoemd aantal wedstrijden.

Indien de optie zoals vermeld in artikel 1 wordt gelicht geldt het navolgende salaris:
“- 01-07-2014 t/m 30-06-2015 een bruto salaris van € 50.000,- per jaar
- 01-07-2015  t/m 30-06-2016 een bruto salaris van € 75.000,- per jaar Werknemer ontvangt na iedere 10 maal dat hij 45 minuten aan een bindende wedstrijd heeft deelgenomen  een salarisaanpassing van € 500,- bruto per maand uit te keren de maand volgend op het bereiken van het bovengenoemd aantal wedstrijden."

In artikel 11 is bepaald:
"Spelersmakelaar
Met betrekking tot de vergoeding voor de activiteiten van de Spelersmakelaar  als bedoeld in artikel 10 van de overeenkomst  geldt het navolgende:  De Spelersmakelaar  ontvangt een commissie van 7% van het bruto jaarsalaris vermeerderd  met vakantietoeslag."

De arbeidsovereenkomst is op 31 januari 2014 ondertekend door Letsehert en de heren Van den Bunder en Vlemmings, (destijds) technisch manager en algemeen directeur van Roda JC, alsmede- na faxverzending -door de heer Poldervaart, gelicentieerd spelersmakelaar.
Roda JC heeft bij aangetekende  brief d.d. 27 maart 2014 de eenzijdige optie gelicht en Letsehert bericht dat de arbeidsovereenkomst voortduurt tot 30 juni 2016. Letsehert heeft daarop (destijds) niet gereageerd.
Na eerder op een andere wijze te zijn begeleid,  is Letsehert vanaf eind juni 2014 begeleid door Euro Soccer Advice (hierna te noemen: "ESA").  Bij e-mail d.d. 3 juli 2014 heeft de heer K. van Burik van ESA de heer Collard, algemeen directeur ad interim van Roda JC, bericht dat hij optreedt als zaakwaarnemer van Letschert, alsmede:
"Het contract tussen Timo en Roda JC bevat een ongeldige eenzijdige optie! Per vandaag zou er een nieuw contract voor 2 jaar aanvangen maar dat betwist ik, mede namens de speler, bij deze! Het eerste contract is een contract voor 6 maanden. De duur van de optie (2 jaar!) is excessief! Ik roep dus de ongeldigheid in van de optie.
Ik zie overigens op het contract dat er een spelersmakelaar getekend heeft die de daadwerkelijke  onderhandeling  niet heeft gedaan, of die geen contactpersoon  is geweest. Dat is Martin Houwen geweest. Dit is een niet gelicentieerde agent die de speler niet heeft kunnen informeren over de ongeldigheid van de optie. De speler had dit dus niet eerder kunnen weten”

Timo Letsehert is aldus vanaf vandaag transfervrij. Ik kan mij voorstellen dat je daar een andere idee over hebt, bel me gerust, ik kan je in contact brengen met mijn advocaat mochten er nog onduidelijkheden  zijn."
Letsehert heeft op de gebruikelijke  wijze het seizoen 2013/2014 bij Roda JC afgerond en heeft aan alle voorbereidingen van het seizoen 2014/2015 deelgenomen,  alsmede aan een aantal (competitie-)wedstrijden van Roda JC in het seizoen 2014/2015.
Roda JC heeft in de periode na 1 juli 2014 aan Letsehert het verhoogde salaris betaald genoemd zoals genoemd in de arbeidsovereenkomst. De onkostenvergoeding en vergoeding woning zijn na 1 juli 2014 door Roda JC doorbetaald.

Vorderingen van partijen
Verzoeker, hierna te noemen: "Letschert", verzoekt de arbitragecommissie voor recht te verklaren dat de eenzijdige verlengingsoptie  in de arbeidsovereenkomst tussen Letsehert en verweerster,  hierna te noemen: "Roda JC", ongeldig is, dat het contract nietig, althans vernietigbaar is en derhalve nimmer een optioneel contract voor twee jaren tussen Roda JC en Letsehert tot stand is gekomen. Voorts heeft Letsehert de arbitragecommissie verzocht te verklaren dat Letsehert vrij is om zijn carrière eventueel elders te vervolgen, behoudens -zo begrijpt de arbitragecommissie­ betaling van een bepaalde opleidingsvergoeding aan Roda JC, alsmede tot veroordeling  van Roda JC in de kosten van de procedure.
Roda JC heeft bij verweerschrift d.d. 28 augustus 2014 de arbitragecommissie verzocht de vorderingen  van de Letsehert af te wijzen en hem in de kosten van de procedure te veroordelen.

Beoordeling van het geschil
De arbitragecommissie heeft te oordelen of de tussen partijen overeengekomen eenzijdig optiebeding als rechtsgeldig dient te worden aangemerkt.
De arbitragecommissie stelt voorop dat anders dan Letsehert het in het verzoekschrift  heeft doen voorkomen,  KNVB noch FIFA specifieke reglementen hebben uitgevaardigd  waarin nadere regelgeving is opgenomen omtrent het eenzijdig optiebeding. Ook kent het Nederlandse  (arbeids)recht  ter zake geen specifieke bepaling.
In haar vonnis d.d. 4 juni 2004 (AFC Ajax B.V. - Trabelsi) heeft de arbitragecommissie bepaald dat een optiebeding een beding in de zin van het derde lid van artikel 6:219 BW is te achten en zo'n beding niet onverenigbaar  is met de ontslagbeschermingsbepalingen zoals neergelegd in boek 7 titel 10 van het Burgerlijk Wetboek. Voorts heeft de arbitragecommissie overwogen dat het optiebeding in die zaak evenmin onverenigbaar  is te achten met het gesloten systeem van ontslagbescherming  in engere zin. Daarop stuit het algemene beroep op nietigheid van Letsehert af.
Uit de uitspraken van de Dispute Resolution Chamber (hierna: DRC) en het Court of Arbitration forSport (hierna: CAS) -waaraan de arbitragecommissie niet rechtstreeks gebonden is, maar waarvan (enige) reflexwerking kan uitgaan- volgt overigens ook niet dat naar zijn aard optiebedingen steeds niet geldig (non valid) worden geacht.
Zulks laat overigens onverlet dat de arbitragecommissie met partijen meent dat niet ieder eenzijdig optiebeding steeds rechtsgeldig kan worden geacht en - mede gelet op de bijzondere  positie van het eenzijdig optiebeding in het arbeidsrecht- afhankelijk van alle omstandigheden  van het individuele geval dient te worden nagegaan of het beding geldig is te achten.
Beide partijen stellen zich met betrekking tot de vraag of het in casu opgenomen eenzijdig optiebeding al dan niet als rechtsgeldig dient te worden beschouwd,  op het standpunt dat een dergelijk beding dient te worden getoetst aan een vijftal criteria, welke zijn ontleend aan een internationale studie (W. Portmann, Unilateral option clauses in footballer's  contracts of employment,  2007):
1.         de potentiële maximum duur van het dienstverband mag niet excessief lang zijn;
2.         de optielichting dient geruime tijd voor de expiratiedatum  van de initiële arbeidsovereenkomst aan de speler te zijn medegedeeld;
3.         het salaris dat de speler zal gaan verdienen in de optiejaren indien de optie wordt gelicht, dient reeds in het eerste contract te zijn benoemd;
4.         de speler moet voordeel hebben van het lichten van de optie;
5.         de optie dient duidelijk aangegeven  en benadrukt te zijn in de arbeidsovereenkomst en de speler dient volledig op de hoogte te zijn van de gevolgen op het moment dat hij de arbeidsovereenkomst ondertekent.

De arbitragecommissie stelt vast dat waar partijen van voornoemde beoordelingscriteria uitgaan, die criteria de arbitragecommissie op zichzelf niet binden. Wel kunnen de genoemde 5 criteria in het individuele geval een rol spelen, bijvoorbeeld als mogelijke uitwerking van een wilsgebrek, zoals bedoeld in 3:44 lid 1 je lid 4 BW.
Nu partijen in hun debat zich echter volledig en uitsluitend hebben gefocust op de hiervoor genoemde 5 criteria zal de arbitragecommissie- teneinde niet buiten de rechtsstrijd van partijen te treden- mede in het licht van het vorenstaande bij de genoemde  criteria stilstaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat Roda JC heeft: voldoende tijdig een beroep op het beding gedaan. Letsehert heeft - ook gelet op de door Roda JC overgelegde loonstroken over de periode na 1 juli 2014 -onvoldoende (met berekeningen)  onderbouwd op grond waarvan geen sprake zou zijn van een substantiële salarisverbetering,  nu een verhoging van het loon van €1100,-- bruto per maand in de eerste periode van het contract naar € 50.000,-­ bruto per jaar exclusief premies op zichzelf een (zeer) substantiële verbetering is. Het aanzienlijk hogere salaris dat Letsehert zou gaan verdienen in de optieperiode is voorts in de arbeidsovereenkomst opgenomen. De arbitragecommissie gaat er overigens van uit dat de door Roda JC na 1 juli 2014 de betaling van de blijkens de loonstroken betaalde vergoedingen (inclusief brutering voor zover aan de orde) wordt gecontinueerd.
Ter zitting heeft Letsehert verklaard dat hij voor het tekenen van de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk op de hoogte was van het optiebeding.
Het debat tussen partijen heeft zich vooral toegespitst op twee elementen; de duur van de optieperiode in vergelijking tot de initiële contractsperiode en de wijze waarop Letsehert is vertegenwoordigd  rond de ondertekening van het contract.

De duur van de optieperiode in vergelijking tot de initiële contractsperiode
De totale contractsperiode- inclusief de optieperiode- van bijna 2,5 jaar is naar het oordeel van de arbitragecommissie ook in casu niet excessief. Dat met Letsehert is overeengekomen dat hij het seizoen 2013-2014 zou afmaken en vervolgens een optieperiode aan de orde zou kunnen zijn van twee jaren is gelet op de omstandigheden van het geval ook niet zodanig dat dat het optiebeding ongeldig zou maken. Daarbij speelt in casu een rol dat voldoende is komen vast te staan dat Letsehert -als relatief jonge speler- bij zijn vorige club, FC Groningen op een dood spoor was terechtgekomen  en hij zelve bij FC Groningen op tussentijdse beëindiging heeft aangedrongen teneinde te bezien of hij zijn carrière elders kon voortzetten. Dat onder die omstandigheden voor de resterende duur van het seizoen werd gecontracteerd met een optie voor nog twee jaren is niet excessief. Letsehert heeft de arbeidsovereenkomst zelve ondertekend.

Wijze waarop Letsehert is vertegenwoordigd  rond de ondertekening
Bij ondertekening wist hij dat een optiebepaling gold. Letsehert heeft ter zitting verklaard ook al in de voorbespreking met de heer Houwen uitdrukkelijk te hebben gesproken over de mogelijkheden van een optiebeding. Voorts heeft hij -voor ondertekening- de arbeidsovereenkomst (naar eigen zeggen vluchtig) doorgelezen. Niet gesteld of gebleken is dat Roda JC Letsehert daartoe onvoldoende gelegenheid  heeft geboden.Van een situatie zoals aan de orde in de zaak ADO Den Haag/Sillah (28 juli 2006, zaaknr 1112) is in casu dan ook geen sprake. Letsehert heeft uiteindelijk zelve uitdrukkelijk met het onderhandelingsresultaat ingestemd, althans Roda  JC mocht daarop gerechtvaardigd vertrouwen. Dat- naar het oordeel van de arbitragecommissie - meer  overlegmomenten met de gelicentieerde makelaar hadden moeten worden ingebouwd in het traject leidt in de aan de orde omstandigheden er niet toe dat de door Letsehert ondertekende overeenkomst wordt aangetast.
Het beroep van Letsehert op de regels rond de proeftijd kunnen hem- wat daar verder  van zij - niet baten;  indien Letsehert zou worden gevolgd in zijn stelling  dat de eerste vijf maanden van de arbeidsovereenkomst feitelijk  als een proeftijd hebben te gelden en daarmee nietig te zijn, is immers de juridische consequentie niet is dat daarmee de gehele arbeidsovereenkomst vervalt, maar de werkgever geen beroep  op die proeftijd toekomt en de overeenkomst vanaf het begin de duur van 2 jaar en 5 maanden had (HR 27 februari 1930,  NJ 1930,977).
Voor het overige is niet door Letsehert gesteld of de arbitragecommissie gebleken dat sprake  was van dwaling of een wilsgebrek zoals bedoeld in art 3:44 lid 1 BW.
Het vorenstaande maakt  dat de vorderingen van Letsehert  worden  afgewezen. Hij wordt in de kosten veroordeeld.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten