woensdag 23 april 2014

Ontbinding arbeidsovereenkomst tennisleraar en vereniging Quick-Tennis: correctiefactor C=2 door niet adequaat handelen van het bestuur


Tennisleraar X, is op 1 april 1998 in loondienst getreden bij Quick-Tennis in de functie van tennisleraar Het huidige salaris van tennisleraar X bedraagt € 2.039,77 bruto per maand.
De arbeidsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. In artikel 5 van die arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
"Het aantal lesuren en de werktijden zullen in onderling overleg tussen het dagelijks bestuur of door het bestuur aangewezen personen en de werknemer voor aanvang van het zomer- en winterseizoen definitief worden vastgesteld. Op jaarbasis zal gemiddeld ten minste 20 lesuren per week worden uitbetaald, gedurende 17 weken tijdens het zomerseizoen en 20 weken tijdens het winterseizoen. In de maand september zal een salaris afrekening worden opgesteld op basis van de daadwerkelijk gegeven lesuren."
Tennisleraar X is in of omstreeks 2011 gedurende een aantal maanden wegens ziekte (ernstige psychische problemen) uitgevallen geweest. Zijn collega [Z] heeft zijn lessen overgenomen. Tennisleraar X heeft, nadat hij weer volledige was hersteld (verklaard) nimmer meer het voor zijn ziekte gegeven aantal lesuren teruggekregen. In en kort na die ziekteperiode hebben een aantal leden per e-mail aan de Quick-Tennis laten weten verontrust te zijn over het verzorgen van (jeugd)trainingen door tennisleraar X en/of hun voorkeur voor [Z] uitgesproken. Al voor de ziekte van tennisleraar X was de relatie tussen hem en collega [Z] moeizaam. Sinds de ziekteperiode van tennisleraar X is sprake van een verstoorde relatie tussen beide trainers. Quick-Tennis heeft tennisleraar X met ingang van 17 februari 2014 op non-actief gesteld en daarvan mededeling gedaan in de nieuwsbrief van de vereniging.

Standpunten van partijen
Quick-Tennis heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden met ingang van 1 april 2014. Tennisleraar X heeft verweer gevoerd en geconcludeerd het verzoek af te wijzen, en subsidiair, indien tot ontbinding wordt overgegaan, een vergoeding toe te kennen gebaseerd op de kantonrechtersformule, waarbij de correctiefactor op twee punten wordt gesteld en het salaris inclusief vakantiegeld op een bedrag van € 3095,49 bruto.

Oordeel rechter
Quick-Tennis heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen haar en trainer [Z] enerzijds en tennisleraar X anderzijds. Voorts heeft zij gesteld dat een groot aantal leden geen vertrouwen meer heeft in tennisleraar X, hetgeen een gevolg is van de wijze waarop hij zich als trainer opstelt en gedraagt.
Ter onderbouwing heeft Quick-Tennis bij verzoekschrift een drietal door de voorzitter opgestelde verklaringen in het geding gebracht. Daarin verklaart hij dat in januari 2014 een drietal klachten bij hem zijn binnengekomen over de wijze waarop tennisleraar X kinderen had bejegend, uit de training had gezet etc. Voorts heeft Quick-Tennis verwezen naar de hierboven onder de feiten opgenomen e-mails. Nadat tennisleraar X een verweerschrift heeft ingediend, heeft Quick-Tennis nog nadere producties in het geding gebracht, te weten e-mailberichten uit 2011 en begin 2012, waaruit de klachten over tennisleraar X zouden moeten blijken.
De laatstgenoemde e-mailtjes dateren, op een uitzondering na, uit 2011 en zijn duidelijk gerelateerd aan de oorzaak die aan de uitval van tennisleraar X (psychische problemen) ten grondslag heeft gelegen. Hoezeer de zorg die daarin door leden (ouders van jeugdleden) wordt geuit in die periode begrijpelijk was, kunnen die e-mailtjes thans niet dienen ter onderbouwing van onvoldoende als trainer functioneren, het verlies van vertrouwen bij de leden en/of de gestelde verstoorde relatie. Ook de door de voorzitter opgestelde verklaringen kunnen niet ter onderbouwing dienen nu tennisleraar X heeft gesteld deze klachten niet te kennen en de juistheid van de verklaringen van de voorzitter op geen enkele wijze kan worden getoetst.
tennisleraar X heeft betwist dat er veel klachten over de door hem verzorgde trainingen zijn (geweest). tennisleraar X stelt dat slechts één van de door Quick-Tennis genoemde klachten met hem is besproken. De overige klachten kent hij niet. Zo die er al zijn geweest, is mede indachtig de betwisting door tennisleraar X, niet voldoende aannemelijk geworden dat tennisleraar X daarop aangesproken is. Van functioneringsverslagen, gespreksverslagen en/of (schriftelijke) evaluaties en/of waarschuwingen is niet gebleken. Aan de gepresenteerde klachten kan derhalve weinig tot geen waarde worden toegekend.
Wel staat vast, nu dit door Quick-Tennis is gesteld en door tennisleraar X erkend, dat er al enige jaren sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen tennisleraar X en zijn collega [Z]. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat die verstoorde relatie voor een belangrijk deel voortvloeit uit wantrouwen tussen de trainers onderling, welk wantrouwen gevoed wordt doordat tennisleraar X na diens ziekteperiode in 2011 nimmer meer alle uren die hij daarvoor les gaf, heeft teruggekregen, als gevolg waarvan scheefgroei in aantallen lesuren tussen beide trainers is ontstaan. Daardoor is het inkomen van tennisleraar X teruggelopen ten gunste van dat van [Z], die meer uren heeft gekregen. Voorts is een bron van conflict dat [Z] ieder jaar de hoogst spelende competitieleden mag trainen en tennisleraar X niet.
Quick-Tennis heeft gesteld dat de scheefgroei in uren is ontstaan omdat veel leden niet door tennisleraar X getraind willen worden. Dit is door tennisleraar X gemotiveerd bestreden.
Quick-Tennis heeft op geen enkele wijze, behoudens de paar mailtjes uit 2014 en de paar gedateerde mailtjes rondom de - niet representatieve - ziekteperiode van tennisleraar X, onderbouwd dat een substantieel aantal leden wel training wil hebben, maar niet van tennisleraar X. Nu tot voor kort op de aanmeldformulieren een voorkeur voor trainer kon worden opgegeven, had het toch niet heel ingewikkeld hoeven zijn om inzichtelijk te maken hoe de verhouding in uitgesproken voorkeuren lag.
Op een vereniging van 700-800 leden zijn altijd voor- en tegenstanders te vinden van trainers, bestuursbesluiten etc. Opmerkelijk is wel dat tennisleraar X een heel groot aantal - door hem in het geding gebrachte - steunbetuigingen heeft ontvangen na zijn op non-actief stelling. Van massaal verloren vertrouwen door de leden in tennisleraar X als trainer lijkt dan ook geen sprake te zijn.
De kantonrechter kan niet aan de indruk ontkomen dat het huidige bestuur van Quick-Tennis te weinig heeft gedaan om tot een oplossing van het conflict tussen de trainers en de scheefgroei in uren te komen. Van het bestuur had verwacht mogen worden dat ze [Z] had duidelijk gemaakt dat hij aan een oplossing middels bijvoorbeeld mediation dan wel enige andere vorm van begeleiding, had meegewerkt. Het bestuur heeft daarentegen kennelijk geaccepteerd dat [Z] daaraan weigerde mee te werken. Voorts had het bestuur adequater de scheefgroei in uren moeten voorkomen. Nogmaals, voor zover zij stelt dat zulks niet haalbaar was vanwege de omstandigheid dat een groot aantal leden geen training van tennisleraar X zou willen volgen, dient die stelling als niet voldoende onderbouwd te worden verworpen. Dat tennisleraar X, anders dan in het kader van zijn re-integratie heeft aangegeven (blijvend/langdurig) minder uren te werken, is eveneens ter verklaring van de scheefgroei in uren door Quick-Tennis gesteld, doch niet onderbouwd. tennisleraar X heeft de juistheid daarvan bestreden. Die stelling van Quick-Tennis vindt ook geen steun in de feiten. Quick-Tennis stelt immers dat [Z] zich geregeld beklaagd heeft over het feit dat tennisleraar X hem op de uren kwestie aanspreekt en hem heeft verweten uren 'af te pakken'. Dat valt niet te rijmen met vermeende uitlatingen van tennisleraar X dat hij minder wilde werken. Dat dit nu juist in het door Quick-Tennis gestelde wispelturige karakter van tennisleraar X besloten ligt, kan zo zijn, doch is niet aannemelijk geworden.

Hoezeer tennisleraar X strijd voor behoud van zijn baan, ziet de kantonrechter na lang beraad daartoe geen reële mogelijkheden. De verhoudingen zijn te lang en te vergaand verstoord voor een kansvolle terugkeer op het werk. De kantonrechter zal dan ook tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overgaan. Met de fictieve opzegtermijn van drie maanden zal, nu die zich niet verdraagt met een beëindiging middels ontbinding op korte termijn, geen rekening worden gehouden. De ontbinding zal worden uitgesproken per 1 mei 2014.
Nu van zodanig disfunctioneren door tennisleraar X, hetgeen dient te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, niet is gebleken en de verstoorde relatie tussen beide trainers in belangrijke mate kon (blijven) ontstaan door niet adequaat handelen van het bestuur en het bestuur een (verdere) verstoring van haar relatie met tennisleraar X door de non-actiefstelling heeft geforceerd, zal de kantonrechter een door Quick-Tennis aan tennisleraar X te betalen vergoeding bepalen. Daarbij zal de kantonrechtersformule worden gebruikt waarbij aan de factor C=2 punten zal worden toegekend.

Oordeel

Stel partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2014 onder toekenning van een door Quick-Tennis aan tennisleraar X te betalen vergoeding ten bedrage van € 52.870,80 bruto

Geen opmerkingen:

Een reactie posten