woensdag 23 april 2014

Botsing op glijbaan waterpark, wel sport- en spelsituatie maar ook onrechtmatig handelen






De feiten
“De dader” en het slachtoffer , hun vriendinnen en nog drie andere Nederlandse stellen hebben in juli 2012 samen vakantie gevierd in Marmaris, Turkije. Op dat moment waren zij allen 18 tot 22 jaar oud. Op 22 juli 2012 heeft deze vriendengroep in Marmaris het “Aqua Dream Waterpark” bezocht; een outdoor waterpark met meerdere zwembaden, bars, ligweiden en glijbanen. Kort na binnenkomst in het Aqua Dream Waterpark rond de openingstijd van 10.00 uur, besluiten de vijf mannelijke leden van de vriendengroep rond 10.30 uur om van één van de glijbanen te gaan. Zij zijn daartoe via een trap naar een plateau geklommen, vanwaar meerdere glijbanen naar de lager gelegen zwembaden leiden. Ze hebben daar gekozen voor de zogenoemde “Multi Slide”; een rechte, niet-overdekte waterglijbaan van 30 meter lengte met vier banen, die door verhogingen van elkaar gescheiden zijn. De vier banen van de Multi Slide komen uit in een waterbassin (de “splashdown area”).
Vier van de vijf vrienden nemen plaats in de vier banen van de Multi Slide en laten zich naar beneden glijden. “de dader” is de vijfde persoon, voor wie geen lege baan beschikbaar is. “de dader” kiest dezelfde baan als het slachtoffer. “de dader” laat zich in die baan naar beneden glijden op een moment dat het slachtoffer zich nog glijdend in diezelfde baan van de Multi Slide bevindt.
In het waterbassin onderaan de Multi Slide botst “de dader” met zijn stuitje tegen het hoofd van het slachtoffer, die het waterbassin nog niet heeft verlaten. het slachtoffer  loopt door deze botsing een hoge complete cervicale dwarslaesie op en is thans vanaf zijn nek blijvend (grotendeels) verlamd.

Het geschil en de stellingen van partijen
Vordering verzekeraar “dader”
ASR c.s. (de verzekeraar van de “dader”) verzoekt de rechtbank te verklaren voor recht dat ASR c.s. niet aansprakelijk is voor de schade door het ongeval van het slachtoffer .
Volgens ASR c.s. heeft het ongeval plaatsgevonden in een sport- en spelcontext als in de rechtspraak benoemd. Een glijbanenpark als het Aqua Dream Waterpark draagt immers onmiskenbaar een speels/sportief karakter met zich. Bezoekers van zo’n park dienen zich ervan bewust te zijn dat dit spel gevaar kan meebrengen. Niet elk gedrag is gereglementeerd en als het wel is gereglementeerd, wordt het niet altijd door iedereen opgevolgd, met name niet door jongeren. Het lijdt volgens ASR c.s. geen twijfel dat wie in het hoogseizoen een glijbanenpark bezoekt en daarbij afglijdt van spectaculaire glijbanen, van - wellicht in uitgelaten/jolige stemming verkerende - medebezoekers van het park gevaarlijker gedragingen heeft te verwachten dan een toevallige passant op straat.
Uit de jurisprudentie met betrekking tot sport- en spelsituaties volgt dat tussen de deelnemers onderling zwaardere eisen gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid.
Er dient sprake te zijn van een grove onzorgvuldigheid die valt buiten de normale beoefening van het spel. Deze hogere aansprakelijkheidsdrempel heeft “de dader” in casu niet gepasseerd. Daarbij heeft ASR c.s. gewezen op de volgende feiten en omstandigheden:
-geen van de vijf mannen heeft een bord met instructies gezien;
- op de wel aanwezige borden ontbreekt het pictogram om afstand te houden; er was geen veiligheidssysteem zoals een stoplicht bovenaan de glijbaan aanwezig;
- de bij de glijbaan aanwezige badmeesters hebben geen glij-instructies gegeven terwijl zij dat zonder bovenvermeld pictogram of stoplicht volgens de toepasselijke EN1069-norm wel dienden te doen;
- de vijf mannen gingen voor het eerst de Multi Slide-glijbaan af;
- de mannen hebben geen onderlinge afspraak gemaakt over hoe en wanneer te glijden;
- de mannen zijn allemaal op dezelfde manier, liggend op de rug, naar beneden gegleden;
- “de dader” is pas achter het slachtoffer  aan gegleden toen het slachtoffer  al halverwege de glijbaan was, dus “de dader” heeft getracht voldoende afstand te houden;
- de botsing tussen “de dader” en het slachtoffer  vond pas plaats in het waterbassin aan het eind van de Multi Slide;
- toen “de dader” het slachtoffer  raakte, stonden de andere drie mannen al in de waterbak om het waterbassin te verlaten;
- de vijf mannen hebben geen alcohol gedronken voorafgaand aan het ongeval.
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, leidt volgens ASR c.s. tot de conclusie dat de gedragingen van “de dader” niet buiten de normale beoefening van het spel vallen en dus niet zijn te beschouwen als een grove onzorgvuldigheid.
ASR c.s. acht zich daarom niet gehouden om de aansprakelijkheid in dezen te erkennen.

Verweer en vordering slachtoffer
Het slachtoffer  voert tegen het verzoek van ASR c.s. - samengevat - het volgende verweer.
“De dader” heeft onrechtmatig gevaarzettend jegens het slachtoffer  gehandeld door niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht te nemen ter voorkoming van het ongeval. De Multi Slide is een hoge, steile glijbaan en het is voor iedereen duidelijk dat je daar met een hoge snelheid van afdaalt zonder dat je de mogelijkheid hebt om tijdens de afdaling te remmen. Het risico van een botsing onderaan de glijbaan is voor iedereen te voorzien. Het is daarom evident dat je pas van een dergelijke glijbaan afgaat, nadat je je ervan hebt verzekerd dat je voorganger veilig het waterbassin kan verlaten. “de dader” heeft dit nagelaten, hij is binnen één à twee seconden na het slachtoffer van de glijbaan af gegleden. Hiermee heeft “de dader” een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waarvan voorzienbaar is dat die tot ernstig letsel kan leiden. Het slachtoffer  kan aangaande het ongeval niets worden verweten; hij heeft op geen enkele wijze invloed uitgeoefend op de verwezenlijking van het gevaar.
Van een sport- en spelsituatie is hier - anders dan ASR c.s. heeft betoogd - volgens het slachtoffer  geen sprake. Er is geen speelveld, er zijn geen regels en er is geen speelstructuur. Tijdens een bezoek aan een waterpark hebben de bezoekers geen gevaarlijke gedragingen van elkaar te verwachten; je aanvaardt in ieder geval niet het risico dat een andere bezoeker met hoge snelheid op je botst.
Echter, ook als wordt aangenomen dat sprake is van een sport- en spelsituatie, is “de dader” aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. Het ongeval is veroorzaakt door een bewuste gedraging van “de dader” . Zonder enig bezwaar had hij kunnen wachten met glijden totdat het slachtoffer  een veilig heenkomen had gevonden.

Overwegingen rechtbank
Als uitgangspunt geldt daarbij dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaarscheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden (vgl. onder meer HR 9december 1994, NJ 1996, 403 (Zwiepende tak arrest red.) en HR 28 maart 2003, NJ 2003, 718).
De vraag of in een concreet geval aan dit criterium is voldaan, dient te worden beantwoord aan de hand van de specifieke situatie waarin partijen zich hebben begeven. Bij toetsing aan de hiervoor vermelde maatstaf dient betrokken te worden het gevaar dat partijen gezien die specifieke situatie over en weer van elkaar redelijkerwijze kunnen en moeten verwachten. Deze nuancering komt in de rechtspraak onder meer tot uiting in gevallen waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt binnen een sport- en/of spelsituatie. De vraag of een deelnemer aan een sport of spel onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging als gevolg waarvan aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, wordt minder spoedig bevestigend beantwoord dan in het geval dat diezelfde gedraging buiten een sport- of spelsituatie heeft plaatsgevonden. De reden daarvan is dat deelnemers aan een sport of spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar moeten verwachten (zie hierbij onder meer HR 28 juni 1991, NJ 1992, 622 en, nogmaals, HR 28 maart 2003, NJ 2003, 718).

Wel sport en spel situatie
Partijen twisten over de vraag of de in voormelde jurisprudentie benoemde verhoogde aansprakelijkheidsdrempel in het voorliggende geval van toepassing is.
De rechtbank stelt bij de beantwoording van die vraag voorop dat “de dader” en het slachtoffer  hebben deelgenomen aan een recreatieve en - in zekere zin - actieve/sportieve activiteit, namelijk het afdalen van een rechte, hoge en steile waterglijbaan. Zij stonden daarmee tot elkaar in een andere verhouding dan willekeurige voorbijgangers. Deze omstandigheid is relevant voor het vaststellen van de mate van zorgvuldigheid die in de concrete situatie van “de dader” (en van het slachtoffer  zelf) mocht worden verlangd. Als deelnemers aan deze activiteit moesten “de dader” en het slachtoffer  immers in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe deze activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, van elkaar verwachten. De afwezigheid van een speelveld, vastliggende spelregels en een spelstructuur waarbij je kunt winnen en verliezen, op grond waarvan het slachtoffer  betwist dat sprake is van een sport- en spelsituatie, maken dat niet anders.
Binnen een sport- en spelsituatie kan de hoogte van de aansprakelijkheidsdrempel echter variëren, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. De rechtbank acht daarbij met name van belang de aard en intensiteit van de sport- of spelactiviteit waaraan wordt deelgenomen; in een competitieve rugbywedstrijd liggen immers andere gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen besloten dan in deelname aan - bijvoorbeeld - een toerfietstocht. In zoverre is de sport- en speljurisprudentie op de voorliggende casus van toepassing en geldt een met deze specifieke situatie samenhangende verhoogde aansprakelijkheidsdrempel.

Wel onrechtmatig handelen “dader”
Uitgaande van deze kaders en met inachtneming van de hier van toepassing zijnde verhoogde aansprakelijkheidsdrempel, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van “de dader” op de Multi Slide als onnodig gevaarlijk, onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens het slachtoffer  moet worden aangemerkt. Tot dit oordeel komt de rechtbank op grond van de navolgende feiten en omstandigheden.
Er is weliswaar discussie tussen partijen over de vraag na hoeveel tijd “de dader” precies achter het slachtoffer  aan is gegleden, maar tussen partijen is niet in geschil dat het slachtoffer zich nog glijdend in de glijbaan bevond toen “de dader” in dezelfde baan aan zijn afdaling van de glijbaan begon. De rechtbank zal voor de verdere beoordeling uitgaan van het door ASR c.s. gestelde, te weten dat “de dader” zich al halverwege de glijbaan bevond (en niet direct achter het slachtoffer  is gaan glijden, zoals het slachtoffer heeft gesteld). Uit het overgelegde foto- en filmmateriaal maakt de rechtbank op dat de glijbaan 7 tot 10 meter hoog is. De beide door partijen ingeschakelde experts zijn het erover eens dat de glijtijd van gebruikers over de 30 meter lange Multi-Slide tussen de 3 en 5 seconden bedraagt, hetgeen correspondeert met een gemiddelde snelheid tussen de 10 en 6 m/s (tussen de 36 en 22 km/h). De maximale snelheid bij het verlaten van de glijbaan kan volgens de experts nog hoger liggen, tot ongeveer 14 m/s (of 50 km/h). Dat leidt ertoe dat “de dader”  uitgaande van de stelling van ASR c.s. dat hij is gaan glijden toen het slachtoffer  halverwege de glijbaan was, niet meer dan 1,5 tot 2,5 seconde(n) gewacht heeft nadat het slachtoffer  en de andere mannen waren vertrokken.
Toen de vijf mannen naar de Multi Slide toe liepen, hadden zij goed zicht op deze glijbaan en de aanzienlijke hoogte daarvan. Verder valt op dat de glijbaan niet eindigt in, maar ongeveer een halve meter boven het wateroppervlak van het waterbassin, zodat iemand die van de glijbaan afglijdt na het verlaten van de glijbaan eerst een moment door de lucht vliegt alvorens in het waterbassin te landen.
Vervolgens moesten de mannen via een trap vanaf het niveau van de onderkant van de glijbaan naar het niveau van het beginpunt van de glijbaan - 7 tot 10 meter hoger - klimmen. Ook vanaf de bovenkant van de Multi Slide zijn de gehele glijbaan en het waterbassin waarin die uitkomt goed te overzien. Met name de forse hoogte van de glijbaan en het glijpad recht naar beneden, zonder bochten die kunnen afremmen, zijn dan voor iedere gebruiker van de Multi Slide evident. “de dader” heeft derhalve al vóór het glijden een inschatting kunnen maken van de eigenschappen van de Multi Slide en de daarmee samenhangende gevaren.
Dit geldt temeer, nu “de dader” blijkens zijn verklaring in het voorlopig getuigenverhoor, vóór het ongeval al eerder van een soortgelijke waterglijbaan was gegleden. Hij moet daarom bekend worden geacht met de snelheid waarmee je van een dergelijke waterglijbaan naar beneden gaat en met het feit dat het welhaast onmogelijk is om jezelf tijdens een afdaling van een glijbaan als de Multi Slide af te remmen. Ook moet “de dader” dan bekend worden geacht met het feit dat je een grote vertraging ondervindt wanneer je in het waterbassin onderaan de glijbaan terecht komt en dat het (daardoor) enige moeite en tijd kost om in dat waterbassin op de been te komen en het bassin te verlaten. Bovendien was “de dader” ten tijde van het ongeval een volwassen man, van wie verwacht mag worden dat hij - zeker gezien zijn eerdere ervaring met waterglijbanen - de (mogelijke) gevolgen van zijn handelen op de glijbaan kan overzien en zijn gedrag daarop aanpast.
Op grond van deze omstandigheden had “de dader” naar het oordeel van de rechtbank moeten kunnen inschatten dat wanneer hij te snel achter het slachtoffer  aan zou glijden, hij in het waterbassin hard met het slachtoffer  in botsing zou kunnen komen en dat zo’n botsing ernstig letsel aan het slachtoffer  zou kunnen toebrengen. Desondanks is “de dader” van de glijbaan gaan glijden op een moment dat het slachtoffer  zich nog glijdend in dezelfde glijbaan van de Multi Slide bevond. “de dader” heeft het slachtoffer  daarmee niet voldoende gelegenheid gegeven om het uitglijpad te verlaten. het slachtoffer  heeft ter zitting onbetwist gesteld dat hij, komende van de glijbaan, nog horizontaal ruggelings aan het uitglijden was in het water op het moment van de botsing en dat zijn gezicht zich op dat moment nog onder water bevond.
“de dader” heeft hiermee weliswaar niet opzettelijk gevaarzettend, maar wel - in het vuur van de recreatieve “strijd” - te onbesuisd en daarmee onzorgvuldig gehandeld. Het slachtoffer  hoefde er onder voormelde omstandigheden geen rekening mee te houden dat “de dader” hem al zou gaan volgen op een moment dat hij zich nog glijdend in de glijbaan bevond. Terecht merkt het slachtoffer op dat “de dader” zonder enig bezwaar nog even had kunnen wachten met glijden. Ook binnen de onderhavige sport- en spelcontext, had “de dader” zich dus naar maatstaven van zorgvuldigheid van dit gedrag moeten onthouden. Weliswaar kan de door “de dader” en het slachtoffer  ondernomen activiteit tot op zekere hoogte - kort gezegd - gevaarlijke handelingen of gedragingen uitlokken of in zich bergen die zij als deelnemers aan die activiteit op de koop toe moeten nemen, maar daaronder valt naar het oordeel van de rechtbank niet het gevaar dat “de dader” met zijn glij-actie op de Multi Slide in het leven heeft geroepen.
De omstandigheden dat de mannen geen waarschuwingsborden hebben gezien en dat zij geen glij-instructies hebben gekregen van de aanwezige badmeesters, maken het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. “de dader” had ook zonder dergelijke borden en/of instructies de risico’s van zijn glij-actie moeten kunnen inschatten. Hetzelfde geldt voor de door ASR c.s. aangevoerde omstandigheid dat de mannen voor het eerst de Multi Slide-glijbaan afgingen. Dat had “de dader” in deze situatie juist tot extra voorzichtigheid moeten bewegen. Ook het feit dat de mannen geen onderlinge afspraak hebben gemaakt over hoe en wanneer te glijden, doet er niet aan af dat op “de dader” een eigen verantwoordelijkheid rust om de risico’s van het op een dergelijke glijbaan te snel achter een ander aan glijden in te schatten en zijn gedrag daarop aan te passen in die zin, dat hij wacht met glijden tot duidelijk is dat zijn voorganger tijdig het uitglijpad van de glijbaan kan verlaten.
Verder kunnen de door ASR c.s. ter zitting getoonde filmbeelden haar standpunt niet onderbouwen. Integendeel, op de filmbeelden is juist te zien dat de gebruikers van de Multi Slide wachten met glijden tot de voorganger in dezelfde glijbaan zich op z’n minst in het waterbassin bevindt. Uitdrukkelijke instructies op dat punt worden op de filmpjes door personeel van het waterpark niet, althans niet hoorbaar, aan de zwembadgasten gegeven.
ASR c.s. heeft nog betwist dat het ongeval uitsluitend is veroorzaakt door “de dader”. Daarbij heeft ASR c.s. gewezen op de mogelijkheid dat het slachtoffer - om wat voor reden dan ook - niet meteen het waterbassin verliet na het glijden. De rechtbank gaat aan dit standpunt voorbij, nu - zoals hiervoor reeds vermeld - het slachtoffer  ter zitting onbetwist heeft gesteld dat hij nog aan het uitglijden was in het water op het moment van de botsing. Deze verklaring past ook bij het onbetwiste feit dat “de dader” met zijn stuitje op het boven/achterhoofd van het slachtoffer is gebotst. Bovendien volgt, anders dan ASR c.s. stelt, uit de (voorlopig) getuigenverklaringen van de bij het ongeval betrokken mannen, dat het ongeval tussen “de dader” en het slachtoffer al had plaatsgevonden voordat de anderen in het waterbassin waren opgestaan, althans voordat zij dat waterbassin hadden kunnen verlaten.
Tegen deze achtergrond valt zonder een nadere toelichting, die ASR c.s. niet heeft gegeven, niet in te zien dat het slachtoffer  enig verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de snelheid waarmee of de wijze waarop hij het uitglijpad van de glijbaan heeft verlaten.

Oordeel rechtbank
Uit het voorgaande volgt dat ASR c.s. aansprakelijk is voor de schade die het slachtoffer door het ongeval heeft opgelopen. Het verzoek van ASR c.s. moet daarom worden afgewezen en de door het slachtoffer in zijn tegenverzoek (een verklaring voor recht dat “de dader” jegens het slachtoffer  aansprakelijk is voor de schade die het slachtoffer  lijdt) verzochte verklaring voor recht zal worden toegewezen.

Het slachtoffer heeft voorts verzocht ASR te veroordelen om de door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, aan hem te vergoeden. Dit verzoek moet worden afgewezen. Het slachtoffer heeft hierbij immers geen belang. Voor zover partijen in het vervolg van het buitengerechtelijk traject, waarvan deze deelgeschilprocedure deel uitmaakt, niet tot overeenstemming kunnen komen, staat het het slachtoffer  immers vrij om zijn vordering alsdan in een bodemprocedure aanhangig te maken. Voormelde veroordeling heeft het slachtoffer daarvoor niet nodig. De rechtbank wijst wel het verzoek tot betaling van een voorschot van € 100.000,- toe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten