zaterdag 24 november 2012

Commissie van beroep verlaagt straf Ajax speler Enoh




Appellant E.T. Enoh, speler van AFC Ajax, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing d.d. 26 oktober 2012 van de tuchtcommissie betaald voetbal, waarbij hij is uitgesloten van deelname aan competitie-, play- off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB, tot de dag, volgende op die, waarop het 2e elftal van zijn club 3 achtereenvolgende competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld, waarvan 1 zodanige wedstrijd voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van 1 jaar, wegens het trappen van een tegenspeler tijdens de op 22 oktober 2012 gespeelde wedstrijd Jong NAC Breda – Jong Ajax.

De gronden van beroep
Appellant vecht de beslissing van de tuchtcommissie aan door te stellen, zakelijk weergegeven, dat er geen sprake is geweest van een overtreding, althans niet van een overtreding die een rode kaart rechtvaardigt en zeker niet van ʺhet trappen van een tegenspelerʺ zoals de tuchtcommissie betaald voetbal (kennelijk) bewezen heeft geacht.
Meer in het bijzonder heeft appellant het navolgende aangegeven.
Ter hoogte van de middenlijn vond er een kopduel plaats tussen een speler van Ajax en een speler van NAC. De scheidsrechter floot voor dit duel vanwege een overtreding van een speler van Ajax.
De bal werd echter tegelijkertijd doorgekopt en NAC-speler Gommeren nam de bal op zijn borst aan. De bal sprong iets bij hem weg en appellant probeerde de bal af te pakken met de rechtervoet. Daarna raakte appellant uit balans en boog, op één been staand, voorover. Het rechterbeen zwaaide logischerwijs omhoog maar appellant raakte daarbij zijn tegenspeler niet.
Toen appellant probeerde bij de bal te komen was er wel contact tussen zijn rechterbeen en de hand van zijn tegenspeler, maar onmiddellijk daarna, toen hij dat been omhoog zwaaide, raakte hij de benen van zijn tegenspeler niet.
Ook uit de beelden van het betreffende spelmoment blijkt duidelijk dat appellant zijn tegenspeler niet heeft getrapt, alle relevante verklaringen in het dossier zijn op dit cruciale punt (maar ook op andere punten) aantoonbaar onjuist, naar het oordeel van appellant.

De verklaring in het dossier van de heer Van Tilburg, teammanager van Jong NAC Breda, wijkt af van hetgeen hij na de wedstrijd in de catacomben tegen de heer Arendse, teammanager van Jong Ajax, heeft gezegd. De heer Van Tilburg heeft na de wedstrijd namelijk verklaard dat hij gezien heeft dat er sprake was van een gewoon duel en dat appellant geen overtreding zou hebben gemaakt. Omdat de schriftelijke verklaring van de heer Van Tilburg afweek van zijn mondelinge verklaring, is contact gezocht met de heer Van Tilburg en hem verzocht een nieuwe schriftelijke verklaring op te stellen. In overleg met de heer Van Tilburg heeft de raadsman van appellant een concept-verklaring toegezonden. De heer Van Tilburg was echter niet bereid om deze verklaring te tekenen.

Ook de overige verklaringen in het dossier komen niet overeen met de tv-beelden. Zo geeft de scheidsrechter aan dat appellant betrokken was bij het duel waarvoor hij floot. Dit is echter niet juist.
Bovendien geeft de scheidsrechter aan dat appellant zijn tegenspeler op de benen heeft geraakt. Naar het oordeel van appellant is op de tv-beelden duidelijk zichtbaar dat appellant zijn tegenspeler niet op diens benen heeft geraakt.
Assistent-scheidsrechter Burlet heeft verklaard dat appellant zijn tegenspeler bewust tegen de benen heeft getrapt hetgeen niet het geval is geweest. Appellant had namelijk niet de intentie om zijn tegenspeler te raken.
Ook de andere assistent-scheidsrechter, de heer Zwagemaker, heeft verklaard dat appellant
zijn tegenspeler raak natrapte op de benen hetgeen niet het geval is geweest.
Tot slot stelt appellant dat de later door de aanklager ingebrachte verklaring van de tegenspeler niet juist is. Immers, er was geen sprake van een trap van achteren op de zijkant van zijn kuit. Daarnaast heeft de tegenspeler eerst verklaard dat hij de bal op het bovenbeen kreeg en na het aantikken door appellant viel. Echter, in zijn aanvullende verklaring stelt de tegenspeler dat hij nog wel kon doorlopen en dus niet viel.
Ten aanzien van het vonnis van de tuchtcommissie merkt appellant nog op dat hier wordt
gesproken over „bewust en met opzet heeft getrapt‟. Hiervan is absoluut geen sprake.
Indien en voor zover gemeend zou worden dat enige sanctie op zijn plaats is, dan is een schorsing voor de duur van 3 wedstrijden, waarvan 1 voorwaardelijk, te zwaar en – alle omstandigheden in aanmerking genomen – niet in de pas met de strafmaat die in andere gevallen wordt gehanteerd.
Appellant voert hierbij tevens aan dat er termen aanwezig zijn om voor de berekening van de duur van een eventuele schorsing aan te sluiten bij het wedstrijdschema van het 1e elftal van Ajax in plaats van bij het wedstrijdschema van Jong Ajax. Appellant is een vaste waarde van het 1e elftal maar heeft door een blessure dit seizoen nauwelijks gespeeld. De aanklager verklaarde ter zitting bij de tuchtcommissie zich in dit geval te kunnen vinden in een strafmaat gebaseerd op het wedstrijdschema van het 1e elftal, maar de tuchtcommissie heeft ten onrechte anders beslist.

Oordeel commissie van beroep
Op basis van de tv-beelden die zijn vertoond tijdens de mondelinge behandeling, in samenhang met de verklaringen van de arbitrage, is de commissie van beroep van oordeel dat de gedraging van appellant een overtreding oplevert die als het trappen naar een tegenspeler gekwalificeerd kan worden.
De beweging die appellant met zijn rechterbeen maakt, nadat hij eerst heeft geprobeerd de bal te veroveren op zijn tegenspeler, is een onnatuurlijke beweging met het been richting de tegenspeler.
Appellant heeft door zijn actie het risico genomen dat hij zijn tegenspeler zou raken.
De commissie van beroep heeft evenwel aan de hand van de tv-beelden de overtuiging gekregen dat appellant bij het maken van de hiervoor bedoelde onnatuurlijke beweging zijn tegenspeler niet heeft geraakt.
In het feit dat de actie van het trappen naar een tegenspeler als minder ernstig wordt gezien
dan het trappen van een tegenspeler, ziet de commissie van beroep aanleiding een lagere straf op te leggen dan geëist door de aanklager.

De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een overtreding van artikel 19 juncto artikel 21 van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal juncto Titel I, artikel 2, sub 2.2. onder b. van de Richtlijnen van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal.

De beslissing

De commissie van beroep vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld.
Appellant is terzake strafbaar en wordt, opnieuw rechtdoende met ingang van 9 november 2012 uitgesloten van deelname aan competitie-, play off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB, tot de dag, volgende op die, waarop het 2e elftal van zijn club 2 (zegge twee) achtereenvolgende competitie-, play off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld, waarvan 1 zodanige wedstrijd voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van 1 jaar.
Hierop wordt in mindering gebracht de in de periode van de automatische uitsluiting gespeelde wedstrijd Jong Ajax – Jong NEC/FC Oss d.d. 29 oktober jl.

De uitspraak staat HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten