De feiten
Eiser is lid van
Doetinchem 2000. Doetinchem 2000 is aangesloten bij de KNBB.
Eiser komt voor
Doetinchem 2000 uit in de biljartcompetitie artistiek. Deze competitie wordt
ingericht door de KNBB en kent een ereklasse en een eerste klasse. In beide
klassen worden (eerst) Grand Prix-wedstrijden gespeeld, hierna: “GP-wedstrijden”.
In een competitieseizoen, dat loopt van de zomer tot de zomer, worden eerst de
GP-wedstrijden van de ereklasse en daarna die van de eerste klasse gespeeld. De
spelers die na het spelen van de GP-wedstrijden ereklasse als eerste acht staan
gekwalificeerd op de ranglijst ereklasse spelen het volgende seizoen in de
ereklasse. In het seizoen 2012/2013 is eiser gestart in de ereklasse.
De KNBB heeft op 20
november 2012 per e-mail aan eiserbericht, onder verwijzing naar het Algemeen
Regelment (Hierna: AR), dat – kort gezegd – de ranglijst ereklasse wordt
bepaald aan de hand van de ranglijstpunten , zodat eiser gedegradeerd is. Eiser
is het hier niet mee eens. Per e-mail van 22 november 2012 persisteert eiser in
zijn standpunt.
Daarop bericht de KNBB eiser
schriftelijk dat zijn laatst genoemde mail zal worden behandeld als een
bezwaarschrift tegen de plaatsing op de ranglijst biljart artistiek eerste
klasse en dat dit bezwaarschrift wordt doorgezonden aan de Commissie Biljart
Artistiek en de Commissie Sportzaken Carambole.
Per brief van 29 november
2012 bericht de Commissie Sportzaken Carambole van de KNBB aan eiser dat het
bezwaar van eiser ongegrond is verklaard, omdat eiser – kort gezegd – op basis
van de ranglijstpunten niet gerechtigd is deel te nemen aan de Masters
ereklasse (seizoen 2012/2013) en aldus niet behoort tot de categorieën van spelers
die in het AR (onder het kopje “Ereklasse”) worden genoemd als behorend tot de
ereklasse (seizoen 2013/2014).
Vordering
In kort geding vordert
eiser toegelaten te worden tot de lijst van spelers in de ereklasse 2013/2014
van de KNBB.
Oordeel voorzieningenrechter
Naar de
voorzieningenrechter begrijpt legt eisers aan zijn vorderingen ten grondslag
dat de beslissing van (uiteindelijk) de Commissie Sportzaken Carambole van de
KNBB om eiser niet te plaatsen op de ranglijst ereklasse seizoen 2013/2014 vernietigbaar
is op grond van artikel 2:15 lid 1 sub c BW, omdat deze in strijd met het AR
zou zijn genomen.
Volgens de
voorzieningenrechter geldt als uitgangspunt dat met betrekking tot een besluit
van een orgaan van een rechtspersoon slechts een voorlopige voorziening
getroffen kan worden, indien het in hoge mate waarschijnlijk is dat de
bodemrechter het betreffende besluit zal vernietigen. Of een vernietigingsgrond
aanwezig is, in casu strijd met het AR, zal in kort geding slechts marginaal
getoetst kunnen worden.
Partijen verschillen van
mening over de uitleg van de tekst van het AR. Eiser stelt dat uit het AR
blijkt dat de ranglijst voor de ereklasse wordt bepaald aan de hand van het
behaalde percentage, terwijl de KNBB aanvoert dat uit het AR blijkt dat deze
ranglijst dient te worden vastgesteld aan de hand van de behaalde
ranglijstpunten. De voorzieningenrechter zal het AR dus dienen uit te leggen.
Nu het AR naar haar aard bestemd is om de (rechts)positie van derden te
beïnvloeden, zal de voorzieningenrechter het AR uitleggen naar objectieve
maatstaven, waarbij zij doorslaggevende betekenis hecht aan de bewoordingen
daarvan – gelezen in het licht van de gehele tekst van het AR – en de
toelichting daarop/uitleg daarvan in de uitnodiging van oktober 2012. (Zieuitspraak zelf: daar staat de tekst van het AR onder r.o. 2.3 en 2.4).
Met toepassing van het hiervoor genoemde
toetsingscriterium overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In het AR staat
inderdaad – zoals eiser heeft aangevoerd – onder het kopje “Masters”: “De
ranglijst ereklasse na de Grands Prix ereklasse wordt opgemaakt op
achtereenvolgens:
a. hoogste percentage (…)” (zie r.o. 2.3).
Echter, daar staat ook:
“De acht spelers die in de ranglijst ereklasse de meeste ranglijstpunten verzameld hebben, plaatsen zich voor de
Masters Artistiek”, terwijl onder het kopje “Ereklasse” vermeld staat: “De
ranglijst ereklasse voor aanvang van de Grands Prix wordt als volgt
samengesteld:
- de
aan de Masters van het voorafgaande seizoen deelnemende ereklassers
- ereklassers die gerechtigd waren aan de
Masters deel te nemen maar dat niet gedaan hebben
- de 3 gepromoveerden uit de Grands Prix eerste
klasse van het voorafgaande seizoen
- de kampioen eerste klasse van het
voorafgaande seizoen” (zie r.o. 2.3).
Daarbij komt dat in de
uitnodiging van oktober 2012 staat vermeld dat: “De ranglijst na 3 Grands Prix
wordt bepaald door het aantal rankingpunten [onderstreping toevoeging
voorzieningenrechter] (…). De 8 spelers die de meeste rankingpunten hebben
verzameld plaatsen zich voor de Masters. De plaatsing in poule Marseillaise bij
de Masters wordt bepaald door gescoord percentage (…)” (zie r.o. 2.4).
Uit het voorgaande, in samenhang bezien, volgt
naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat – zoals de KNBB
heeft betoogd – de ereklasse 2013/2014 (naast de gepromoveerden en kampioen van
de eerste klasse) bestaat uit de spelers die in 2012/2013 aan de Masters mogen
deelnemen, te weten de acht spelers die de meeste ranglijstpunten hebben behaald
tijdens de GP-wedstrijden ereklasse 2012/2013 en dat het percentage alleen
bepalend is voor de poule-indeling bij de Masters. Overigens wordt door eiser
niet betwist dat hij niet gerechtigd is om aan de Masters 2012/2013 deel te
nemen.
De voorzieningenrechter wijst de stelling van eiser
dat het samenstellen van de ranglijst ereklasse op basis van ranglijstpunten
incorrect is, omdat dit leidt tot de mogelijkheid dat eerste klassers tijdens
het seizoen promoveren naar de ereklasse en dat in deze mogelijkheid niet is
voorzien in het AR van de hand. Immers, de KNBB heeft voldoende aannemelijk
gemaakt dat een dergelijke mogelijkheid nu juist voortvloeit uit, dan wel het
nut en de noodzaak is van de (nieuw) in het AR opgenomen bepaling dat de
behaalde rankingpunten van eerste klassers die als reservespeler aan de
GP-wedstrijden ereklasse meedoen, meetellen voor deelname aan de Masters. Zoals
de KNBB op goede gronden heeft betoogd, is anders de vermelding in het AR: “De
door de reservespeler verdiende rankingpunten tellen mee voor eventueel
deelname aan de Masters” (zie r.o.2.3) zinloos. Voldoende duidelijk volgt uit
het geheel van het AR de bedoeling van het door de KNBB beoogde resultaat,
namelijk dat enerzijds reservespelers de kans krijgen om in een hetzelfde
seizoen via de GP-wedstrijden ereklasse door te dringen tot de Masters en dat
anderzijds in hetzelfde seizoen een gedegradeerde ereklasser via de
GP-wedstrijden eerste klasse weer naar de ereklasse kan promoveren. Voor zover
deze mogelijkheid niet rechtstreeks uit het AR zou volgen, heeft een dergelijke
geval te gelden als een onvoorzien geval zoals bedoeld in het AR, zodat daarin
dan dus ook is voorzien in het AR (zie r.o. 2.3).
Voor de aanvullende werking van de
redelijkheid en billijkheid, zoals eiser ter zitting nog heeft betoogd, is
gelet op het voorgaande geen plaats.
Het besluit van de Commissie Sportzaken
Carambole van de KNBB om eiser voor het seizoen 2013/2014 niet te plaatsen in
de ereklasse is dus, voorshands oordelend, niet in strijd met het AR genomen.
De vorderingen van eiser worden dan ook afgewezen. Nu de vorderingen van eiser
reeds op grond van het voorgaande zijn afgewezen, komt de voorzieningenrechter
niet meer toe aan de overige stellingen van partijen. Terzijde wordt dus
gelaten een nader onderzoek – waarvoor in kort geding geen plaats is – naar de
mogelijkheid die de door eiser voorgestane uitleg open laat, namelijk dat niet
hij, maar de heer [A] nog eerder in aanmerking zou komen voor plaatsing in de
ereklasse.
Voorzieningenrechter wijst
vordering eiser af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten