vrijdag 25 januari 2013

Arbitragecommissie KNVB: (Verschoor/Ajax SC) arb. commissie geeft een les arbeidsrecht



De volgende feiten zijn van belang:
- Verschoor is met ingang van 2 februari 2004 voor een periode van één seizoen (2004/2005) in dienst getreden bij ASC in de functie van hoofdtrainer.
- De overeenkomst is tussen partijen steeds met een jaar verlengd.
- Verschoor verdient € 1.000,-- (netto) per maand
-  Eind 2011 is door ASC bij monde van de heer Schiphorst aan Verschoor medegedeeld dat ASC de overeenkomst aan het einde van het seizoen 2011/2012 wenste te beëindigen.
- ASC heeft met ingang van het seizoen 2012/2013 een nieuwe (hoofd-)trainer aangesteld en heeft Verschoor niet langer in de gelegenheid gesteld de werkzaamheden als hoofdtrainer uit te voeren.
 - ASC heeft het UWV op 21 maart 2012 om toestemming verzocht de arbeidsverhouding met Verschoor te mogen opzeggen wegens een gestelde ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Na een inhoudelijke procedure heeft het UWV bij brief d.d. 6 juni 2012 de toestemming om de overeenkomst te mogen opzeggen, aan ASC onthouden. Het UWV heeft onder meer overwogen als volgt: "Uit de door partijen verstrekte bescheiden blijkt dat de verstandhouding tussen werknemer en enkele bestuursleden verre van optimaal is. Er zijn gesprekken geweest, doch schriftelijk is weinig vastgelegd. Uit de stukken blijkt weliswaar dat de "chemie" tussen trainer en spelers enerzijds en tussen trainer en bestuur anderzijds na 8 jaren dusdanig is verminderd dat u een nieuwe trainer wenst aan te trekken, edoch kan dit echter niet tot de conclusie dezerzijds leiden dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Vooralsnog is in onvoldoende mate aannemelijk gemaakt dat hier sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding."
Vervolgens onderhandelen partijen over een minnelijke schikking, maar dat lukt niet.

Standpunt van partijen
Verschoor stelt zich op het standpunt dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt en Verschoor op grond daarvan recht heeft op doorbetaling van zijn salaris en voortzetting van de werkzaamheden.
ASC stelt zich op het standpunt dat:
Stelling 1.       tussen partijen geen geldige overeenkomst bestaat,  althans de tussen hen                            gesloten overeenkomst nietig is te achten,
Stelling  2.      tussen partijen geen arbeidsovereenkomst maar een overeenkomst van opdracht                     geldt, en
Stelling 3.       Verschoor door ASC (voorwaardelijk) op grond van een dringende reden op                         staande voet is ontslagen en derhalve geen loon verschuldigd is.
Stelling 4.       Verschoor niet is ingegaan op het, in de ogen van ASC, allerzins redelijke             aanbod om de arbeidsovereenkomst te beeindigen

Oordeel arbitragecommissie
Stelling 1 ASC
Niet alleen geldt immers dat ASC haar stelling niet (voldoende) heeft onderbouwd, maar zelfs als uit de toenmalige statuten zou volgen dat de overeenkomst met Verschoor niet door één maar meerdere bestuursleden had ondertekend behoren te worden, volgt daaruit niet dat tussen partijen thans geen overeenkomst vigeert. Vanaf het seizoen 2004/2005 heeft Verschoor, naar tussen partijen onweersproken vaststaat, voor ASC werkzaamheden als trainer verricht. Naar tussen partijen ook vaststaat, is sindsdien - tot 1 augustus 2012 -het salaris door ASC aan Verschoor voldaan. Voor zover het bestuurslid die de overeenkomst met Verschoor heeft ondertekend daartoe niet bevoegd was, heeft ASC door Verschoor jarenlang de werkzaamheden te laten verrichten en zich in die periode niet te beroepen op het mogelijke gebrek aan vertegenwoordigingsbevoegdheid de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid opgeroepen en mocht Verschoor er gerechtvaardigd op vertrouwen dat die bestuurder namens ASC handelde. Het is onbestaanbaar dat het hoofdbestuur van ASC niet van een verbintenis met Verschoor heeft afgeweten, nu Verschoor training gaf aan de selectie van de vereniging en maandelijkse betalingen zijn verricht.

Stelling 2 ASC
Voor de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten of een overeenkomst van opdracht, dient op basis van vaste jurisprudentie  van de Hoge Raad allereerst gekeken te worden naar de overeenkomst  waaruit kan worden opgemaakt  wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst hebben beoogd. De wijze waarop partijen feitelijk invulling hebben gegeven aan de overeenkomst, speelt daarnaast een belangrijke rol.In de overeenkomst d.d. 2 februari 2004 is niet bepaald of deze als een opdracht heeft te gelden of als een arbeidsovereenkomst. Gelet daarop, komt het aan op de wijze waaraan partijen sinds 2004 feitelijk aan de overeenkomst uitvoering en inhoud hebben gegeven.
 Het meest onderscheidende criterium voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst  van opdracht, is het al dan niet bestaan van een gezagsverhouding. Indien sprake is van een gezagsverhouding, dient de overeenkomst tussen partijen te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst; ontbreekt  de gezagsverhouding, dan zou de overeenkomst  als een overeenkomst van opdracht kunnen worden gekwalificeerd.
Indien de arbeidsverhouding tussen partijen als een arbeidsovereenkomst zou dienen te worden gekwalificeerd,  brengt het bepaalde in artikel 7:668a BW met zich mee dat door de jaarlijkse  verlengingen van de overeenkomst alsdan tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde  tijd vigeert.
Het kenmerk van werkgeversgezag is dat de mogelijkheid bestaat om de arbeidstaken nader inhoud te geven.
Voor het bestaan van een gezagsverhouding is niet vereist dat daadwerkelijk aanwijzingen en instructies over de werkinhoud worden gegeven. Voldoende is dat dergelijke aanwijzingen kunnen worden gegeven. De arbitragecommissie kan in de wijze waarop tussen partijen aan de overeenkomst  inhoud is gegeven niet anders dan afleiden dat sprake is van werkgeversgezag. Uit de overgelegde  stukken volgt immers dat het takenpakket  van Verschoor, na instructie van ASC, in de loop van de jaren is aangepast  (soms gaf Verschoor ook aan anderen dan alleen de selectie training; soms werkte hij wel en soms niet met een tweede trainer). Bovendien was geen sprake van een arbeidsprestatie met een incidenteel karakter. Daarnaast  heeft ASC tot het verweerschrift in de onderhavige  procedure  zich kennelijk  op het standpunt gesteld dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Niet alleen heeft zij op die grond het UWV verzocht om toestemming de overeenkomst te mogen opzeggen, maar heeft zij in de brief d.d. 13 juni 2012 Verschoor gesommeerd na afloop van het reguliere voetbalseizoen en in strijd met de overeenkomst d.d. 2 februari 2004 opgenomen bepaling dat de vereniging de trainer gelegenheid  biedt voor de reguliere zomervakantie ten behoeve van ASC voor het uitvoeren van werkzaamheden beschikbaar te blijven.

Stelling 3 ASC
ASC heeft zichop het standpunt gesteld dat zij terecht de loonbetaling aan Verschoor heeft gestaakt. Daartoe voert ASC enerzijds aan dat Verschoor - voorwaardelijk - op staande voet is ontslagen en anderzijds de loonbetaling mocht worden gestaakt omdat Verschoor ten onrechte niet is ingegaan op een redelijk voorstel van ASC voor een minnelijke regelingen/of een alternatief dienstverband. Beide stellingen van ASC worden door de arbitragecommissie gepasseerd.
Om een rechtsgeldig - voorwaardelijk- ontslag op staande voet te construeren, dient ten minste door de werkgever aan de betrokken werknemer duidelijk te zijn gemaakt dat bij het doen of nalaten van een door de werkgever ongewenste gedraging of handeling de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden zal worden beëindigd. Daarvan is in casu geen sprake. Op geen enkel moment heeft ASC zich jegens Verschoor op het standpunt gesteld dat hij bij een doen of nalaten het gevaar liep dat de arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen zou worden beëindigd. Ook heeft geen daadwerkelijke opzegging plaatsgevonden (laat staan onder vermelding van een dringende reden).

Stelling 4 ASC
De - laatste -stelling van ASC, inhoudende dat Verschoor had dienen in te stemmen met het in de ogen van ASC redelijke voorstel voor een minnelijke regeling, kán naar het oordeel van de arbitragecommissie niet met zich meebrengen dat Verschoor, door dat na te laten, geen recht heeft op doorbetaling van het loon. Of nu sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst  van opdracht maakt daarin overigens geen verschil. In beide gevallen geldt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die slechts met instemming van beide partijen kan worden gewijzigd. Zolang bedoelde instemming ontbreekt, blijft de oude overeenkomst  van kracht met de rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien.

De beslissing
De arbitragecommissie veroordeelt ASC tot betaling  aan Verschoor van een bedrag van € 1.000,00 (netto) per maand vanaf 1 augustus 2012, zulks tot dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn beeindigd.
Ook veroordeelt  de arbitragecommissie ASC tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het vanaf 1 augustus  2012 ten onrechte niet betaalde loon; een en ander gemaximeerd tot 25% van ieder maandloon.

De uitspraak staat HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten