woensdag 6 januari 2016

Geschil over bevoegdheid Nederlandse rechter te oordelen over "sponsorovereenkomst" FC Utrecht en Argentijnse spelersmakelaar


De feiten in het incident
FC Utrecht is een Nederlandse betaald voetbal organisatie. In 2011 heeft FC Utrecht interesse getoond in een doelman, [A] (hierna: [A] ), die op dat moment speelde bij Racing Club de Avellaneda te Argentinië. De heer [X] van “Full Players” heeft [A] destijds vertegenwoordigd.
Voor de tewerkstelling van [A] had FC Utrecht een vergunning nodig. Op basis van de Uitvoeringsregels Wet Arbeid Vreemdelingen, heeft FC Utrecht de verplichting om aan [A] een bruto jaarloon van ten minste € 533.000,00 te betalen. FC Utrecht was bereid om aan [A] een jaarsalaris van maximaal € 250.000,00 te betalen. Vervolgens hebben partijen gesproken over het maken van afwijkende afspraken. Deze afspraken zouden er kort gezegd op neer komen dat een deel van het betaalde salaris zou worden terugbetaald aan FC Utrecht.
FC Utrecht heeft op 21 juli 2011 een aanbod gedaan aan Full Play International. In dit aanbod gaat FC Utrecht ervan uit dat Full Play International een deel van het salaris van [A] zou sponsoren. Een forumkeuzebeding is in dit aanbod niet opgenomen.
Op 1 augustus 2011 heeft de heer [X] , namens Full Players S.A., het volgende aan FC Utrecht bericht:
In accordance to your note dated July 21st 2001, we hereby accept to sponsor part of the salary of the goalkeeper [A] , as stated on the fourth paragraph of the already mentioned note… “This means that the player has to pay a part of his net salary to Full Play and Full Play is prepared to pay the difference between the salary of Euros 533.000 minus Euros 250.00 to FC Utrecht”.
Please send us the formal agreement as soon as you can, between your club and Full Playgroup S.A. where such sponsorship will be defined.

FC Utrecht heeft op 6 september 2011 een concept van een sponsorovereenkomst toegezonden aan de heer Van Kooperen, die op dat moment optrad als contactpersoon voor Full Play International. In de conceptovereenkomst is onder meer een forumkeuzebeding opgenomen.
Full Play International, althans [K] , heeft op 14 september 2011 op de conceptovereenkomst gereageerd. Deze reactie luidt als volgt:
Regarding the sponsorship agreement, I have these comments to make: 
1. Our signing company will be Full Play Group SA […]
2. As it has been agreed the gross salary of the player is E250k per year. So, as stated in the agreement we have to pay back the club E283.000, in four installments, for the sponsorship rights you have granted to us. Adding these two amounts, we reach E533.000 which is the less sum for a non-European player a club has to pay in Holland. 
3. So, if point 2 is ok, do we have to transfer the club the E283.000, or with the signed agreement is enough for them? In any of the two situations, we shall need a side letter stating the reality of the operation. Let s chat tomorrow in order to clarify these few points and close the agreement.

Full Play International heeft de conceptovereenkomst niet ondertekend.
FC Utrecht heeft niet het volledige bedrag van € 533.000,00 betaald aan [A] , maar heeft een gedeelte daarvan ingehouden.

De beoordeling in het incident
Full Play International vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. FC Utrecht voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Full Play International is een rechtspersoon naar buitenlands recht, zodat de vordering van FC Utrecht uit dien hoofde een internationaal karakter draagt. De rechtbank dient - ook zonder daartoe strekkende incidentele vordering - de vraag te beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Nu Full Play International niet in een land van de Europese Unie gevestigd is, is de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX) op grond van artikel 6 EEX beperkt van toepassing. De internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter wordt derhalve beoordeeld aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de artikelen 18, 21 en 24 tot en met 26 EEX.
Forumkeuze
In artikel 25 EEX wordt een regeling gegeven voor het geval partijen in een overeenkomst een forumkeuze hebben opgenomen. Op grond van dit artikel geldt dat van een geldig forumkeuzebeding sprake is, indien vaststaat dat dit beding voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de in artikel 25 lid 1 onder a, b en c EEX gestelde vormvereisten ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat. Op grond van artikel 25 lid 1 Herschikte EEX-Vo moet de forumkeuze zijn gesloten:
- hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
- hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
- hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.

Voorop wordt gesteld dat de geldigheid van een forumkeuzebeding autonoom moet worden beoordeeld en dat de beoordeling in dit vonnis derhalve los staat van de geldigheid van de hoofdovereenkomst.
Van een door beide partijen ondertekend geschrift waaruit blijkt dat zij overeenstemming hadden over de forumkeuze, is niet gebleken. De op 6 september 2011 door FC Utrecht verzonden conceptovereenkomst werd niet ondertekend. Uit de geciteerde e-mail van 14 september 2011 blijkt dat Full Play International ook niet de intentie had om de conceptovereenkomst te ondertekenen. De heer Bello heeft expliciet aan FC Utrecht bericht dat Full Play Group SA en niet Full Play International partij bij de conceptovereenkomst zou worden.
In het vervolg van dit vonnis zal steeds de naam Full Play International worden gebruikt, terwijl in de hoofdzaak nog zal moeten worden beoordeeld welke consequentie de opmerking van de heer Bello heeft op de vraag of Full Play International (of één van de overige gedaagden) partij is bij enige rechtsverhouding met FC Utrecht.
Uit hetgeen FC Utrecht heeft gesteld, blijkt niet dat Full Play International met een forumkeuze heeft ingestemd en dat die wilsovereenstemming vervolgens is vastgelegd in de toegezonden conceptovereenkomst. FC Utrecht heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat voorafgaand aan de toezending van de conceptovereenkomst is gesproken over een forumkeuzebeding. Het forumkeuzebeding was geen onderdeel van het aanbod op 21 juli 2011, stond niet in de geciteerde bericht van 1 augustus 2011, maar wordt voor het eerst in de conceptovereenkomst vermeld. Voor de totstandkoming van een rechtsgeldige forumkeuze is onvoldoende dat van de zijde van Full Play International in de geciteerde e‑mail van 14 september 2011 geen opmerkingen zijn gemaakt over het forumkeuzebeding. In de gegeven omstandigheden mocht FC Utrecht er niet vanuit gaan dat een voorgestelde forumkeuze stilzwijgend werd aanvaard.
Plaats uitvoering verbintenis
Artikel 6 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst dat ook kan worden gedagvaard voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.
Om de plaats van uitvoering te bepalen van de verbintenissen die voortvloeien uit de door FC Utrecht gestelde overeenkomst, zal eerst moeten worden vastgesteld welk recht op die overeenkomst van toepassing is. De bepaling van het toepasselijke recht dient - bij gebreke van een rechtskeuze - plaats te vinden aan de hand van artikel 4 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo). Dit betekent dat allereerst moet worden beoordeeld wie van partijen de kenmerkende prestatie heeft verricht ten aanzien van de overeenkomst waarop FC Utrecht zich beroept.
Daarbij is niet beslissend of Full Play International het bestaan van de aan de eis ten grondslag gelegde overeenkomst betwist, of dat zij betwist bij een overeenkomst partij te zijn. Bij de beoordeling van het bevoegdheidsincident ligt in beginsel niet ter beoordeling voor of het bestaan van een overeenkomst tussen FC Utrecht en Full Play International wordt erkend of betwist, dan wel of voor het bestaan van die overeenkomst voldoende bewijs wordt aangedragen. Voldoende is dat aan de ingestelde vordering een verbintenis uit overeenkomst ten grondslag is gelegd. Dat laatste is hier het geval. FC Utrecht heeft haar vorderingen gegrond op de niet-nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst. Dit betekent overigens niet dat geen rekening mag worden gehouden met het verweer van Full Play International (vgl. HvJ 28 januari 2015, RvdW 2015, 406).
FC Utrecht heeft aangevoerd dat het in dit geval gaat om een ‘sponsorovereenkomst’, waarbij naast het opnemen van de uitzendingen voor FC Utrecht televisie en het verstrekken van deze beeldopnamen aan Full Play International, ook van belang zijn: het exploiteren van ‘merchandising’ van FC Utrecht, het organiseren van tours en vriendschappelijke wedstrijden namens FC Utrecht, het aanbrengen van andere clubs voor samenwerking met FC Utrecht en het gebruik van drie ‘business seats’ van FC Utrecht.
Tussen partijen staat vast dat aan de sponsorovereenkomst geen uitvoering is gegeven. Er zijn geen uitzendingen geweest van voetbal van FC Utrecht in Argentinië, terwijl dit volgens FC Utrecht de kern van de sponsorovereenkomst zou vormen. Vast staat dat de sponsorovereenkomst niet los kan worden gezien van de wens van partijen dat [A] bij FC Utrecht zou komen spelen zonder dat daarvoor feitelijk een bruto jaarsalaris van € 533.000,00 zou worden betaald. Dit blijkt uit het geschil zoals partijen dat hebben gevoerd ten overstaan van het College van Arbitrage van de KNVB, uit de geciteerde e‑mailcorrespondentie en de wijze waarop FC Utrecht aan de overeenkomst met [A] uitvoering heeft gegeven. De feitelijke gang van zaken tussen partijen is geweest dat FC Utrecht aan [A] vanaf 1 augustus 2011 een bruto jaarsalaris heeft toegekend van € 533.000,00. Op de loonstrook van [A] heeft FC Utrecht een bedrag van ongeveer € 165.000,00 ingehouden, zodat feitelijk een loon van € 250.000,00 (bruto) werd betaald. [A] heeft geen betalingen aan Full Play International gedaan, Full Play International heeft geen voetbalwedstrijden in Argentinië uitgezonden en heeft evenmin betalingen aan FC Utrecht gedaan.
Gelet op het voorgaande moet voorlopig - in het kader van dit incident - geoordeeld worden dat als er een overeenkomst tot stand is gekomen, deze overeenkomst heeft ingehouden dat FC Utrecht zich verbond om [A] in Nederland te laten spelen tegen een salaris van € 533.000,-- en dat Full Play International zich verbond daarvoor een financiële bijdrage te leveren aan FC Utrecht van € 283.000,--. De kenmerkende prestant van deze overeenkomst is FC Utrecht, omdat de prestatie van Full Play International in dit verband alleen bestaat uit het verstrekken van geld. Dit betekent dat Nederlands recht van toepassing is op deze overeenkomst.
De verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt (een betalingsverplichting van Full Play International van € 283.000,-- aan FC Utrecht) moest naar Nederlands recht (artikel 6:116 BW) in Nederland plaatsvinden.
Derhalve moet worden uitgegaan van bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De incidentele vordering van Full Play International, zal derhalve worden afgewezen.

De rechtsgrond die FC Utrecht aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, is gelijk voor alle gedaagden. Ook ten aanzien van de niet verschenen gedaagden, zal in de hoofdzaak derhalve het oordeel gelden dat de Nederlandse rechter bevoegd is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten