maandag 13 mei 2013

Geen dwaling, bedrog of non-conformiteit bij verkoop paard met zogeheten "patella fixatie"



LJN: BZ9641, Rechtbank's-Gravenhage, Datum uitspraak: 01-05-2013

Feiten
[gedaagde] als verkoper en Remmits als koper hebben op 17 april 2012 een schriftelijke koopovereenkomst gesloten strekkende tot verkoop van het paard Beaucaro voor een bedrag van € 20.000,=. Betaling en levering van Beaucaro hebben eveneens op 17 april 2012 plaatsgevonden. Beaucaro is voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst klinisch en röntgenologisch gekeurd door dierenarts E. Bergman. Bergman heeft geconcludeerd dat het paard zowel klinisch als röntgenologisch in orde was.
Na het sluiten van de koopovereenkomst - op 12 mei 2012 - is Beaucaro opnieuw onderzocht, ditmaal door E. Enzerink van het Veterinair Centrum Someren. Enzerink rapporteerde over zijn bevindingen als volgt:
“Op stal staat paard geregeld met tong uit de mond. Bij omdraaien op stal heeft paard regelmatig la en ra een habituele patella fixatie. Als paard uit de box gehaald word heeft hij herhaaldelijk een patellafixatie die er wel spontaan af schiet, als het paard wat meer heeft gelopen word de frequentie minder. (…) Paard staat netjes rondom op de ijzers beiderzijdsachter wat binnendoor gezet. (…)Bij het opzadelen op de poetsplaats staat het paard met de tong een stukje naar buiten. Bij aanvang van het rijden gooit het paard enkele malen tong volledig naar buiten.
(…).”

De vordering
Remmits vordert restitutie van de koopsom van € 20.000,= en schadevergoeding. Aan haar vorderingen legt Remmits, samengevat weergegeven, ten grondslag dat de overeenkomst onder invloed van bedrog subsidiair dwaling tot stand is gekomen, nu [gedaagde] heeft verzwegen dat Beaucaro was behept met een tongprobleem en de “patella fixatie (het “mobiliteitsprobleem”), terwijl zij verplicht was beide problemen aan Remmits mede te delen. [gedaagde] had moeten weten dat Remmits de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten, indien zij ervan op de hoogte was dat Beaucaro behept is met een mobiliteitsprobleem en een tongprobleem. Voor zover [gedaagde] niet op de hoogte was van het feit dat bij Beaucaro sprake is van een tong- en mobiliteitsprobleem, is meer subsidair sprake van wederzijdse dwaling. Tot slot stelt Remmits zich op het standpunt dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoordt, nu het als gevolg van het tong- en mobiliteitsprobleem niet geschikt is voor de dressuursport. Daardoor is sprake van non-conformiteit. Aan de vordering tot schadevergoeding legt Remmits ten grondslag dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt, subsidiair dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde].

Beoordeling geschil
Bedrog
[gedaagde] heeft betwist dat sprake is van bedrog aan haar zijde en heeft daartoe ter comparitie aangevoerd dat zij er niet van op de hoogte was dat Beaucaro zijn tong wel eens naar buiten liet hangen als zij het paard bereed. Zij heeft meegedaan aan dressuurwedstrijden met Beaucaro. Tijdens die wedstrijden is zij nooit “uitgebeld”. Evenmin is op het protocol dat zij na afloop van een wedstrijd ontving een melding gemaakt van het naar buiten laten hangen van de tong door Beaucaro.
Tegenover de betwisting van [gedaagde] heeft Remmits haar stelling dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat Beaucaro zijn tong ook tijdens het rijden naar buiten liet hangen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. [D] heeft in het kader van het voorlopig getuigenverhoor weliswaar verklaard dat Beaucaro zijn tong tijdens de lessen met [gedaagde] soms naar buiten liet hangen, maar [D] heeft niet verklaard dat hij dit ook met [gedaagde] heeft besproken. Evenmin volgt uit zijn verklaring dat [gedaagde] zelf heeft gezien dat Beaucaro zijn tong soms naar buiten liet hangen tijdens de lessen. Uit de verklaring van [C], die Beaucaro vier tot vijf keer heeft bereden, volgt ook niet dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat Beaucaro zijn tong tijdens het rijden naar buiten liet hangen. [C] heeft immers verklaard:

“(…) Tijdens het rijden bracht Beaucaro zijn tong absoluut niet naar buiten. Dat gebeurde wel op stal, en ik moet daar om giechelen, want dat is een grappig gezicht. Mevrouw [gedaagde] had me er ook al op gewezen dat Beaucaro dat doet. Mij was niet bekend van enig probleem met de tong tijdens het rijden (…).”

[gedaagde] heeft [C] er kennelijk over geïnformeerd dat Beaucaro zijn tong op stal naar buiten liet hangen, niet dat hij dat ook tijdens het rijden deed. Ook anderszins is niet komen vast te staan dat [gedaagde] zelf van “het tongprobleem” op de hoogte was. Het beroep op bedrog wegens het opzettelijk doen van een onjuiste mededeling faalt derhalve.
Ook heeft de [gedaagde] de patella fixatie niet opzettelijk verzwegen volgens de rechtbank teneinde Remmits tot de koopovereenkomst te bewegen c.q. dat is niet komen vast te staan. Dit leidt ertoe dat de het beroep op bedrog strandt.

Dwaling
Niet is komen vast te staan dat [gedaagde] wist van het tongprobleem, zodat haar niet kan worden tegengeworpen dat ze op dit punt een mededelingsplicht heeft geschonden. Ten aanzien van het mobiliteitsprobleem heeft eveneens te gelden dat [gedaagde] geen mededelingsplicht heeft geschonden. Nu zij meende dat het probleem met het binnendoor zetten van de hoeven was verholpen, valt niet in te zien dat zij Remmits daarover had moeten informeren.

Non-conformiteit
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van non-conformiteit. Een zaak beantwoordt volgens het bepaalde in artikel 7:17 lid 2 BW niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag in elk geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat Remmits onvoldoende feiten heeft gesteld om te kunnen concluderen dat Beaucaro niet geschikt is voor het bijzondere gebruik dat haar bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen stond, te weten: de dressuursport. Het feit dat het paard is behept met de patella fixatie brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat het ongeschikt is voor de dressuursport. De rechtbank hecht in dit verband belang aan de verklaring van [D] ten aanzien van de patella fixatie. Hoewel [D] niet als deskundige is benoemd, komt aan zijn oordeel ter zake grote betekenis toe, nu hij paardentrainer en ervaren dressuurruiter is.
Uit de verklaring van [D] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de patella fixatie geen beletsel vormt voor gebruik van het paard voor de dressuursport. Het probleem is met het binnendoor zetten immers opgelost. Evenmin kan Remmits worden gevolgd in haar betoog dat het paard vanwege de patella fixatie ongezond zou zijn en daarmee derhalve niet aan de overeenkomst beantwoordt.

De beslissing
De rechtbank wijst de vorderingen af.

De uitspraak staat HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten