zaterdag 27 april 2013

Commissie van Beroep KNVB, uitlatingen Gert Jan Verbeek, tuchtrechters afzeiken, nooit een goed idee



Voor lezers die genoeg hebben aan een samenvatting:
Straf Gertjan Verbeek verhoogd door commissie van beroep


Gert Jan Verbeek heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van 21 maart 2013 van de tuchtcommissie betaald voetbal, hierna te noemen: “tuchtcommissie”, waarbij appellant met ingang van 21 maart 2013 het recht is ontzegd om op wedstrijddagen waarop een competitie-, play-off- of bekerwedstrijd van de KNVB wordt gespeeld als trainer-coach te fungeren of in welke vorm ook enige andere een voetbalteam begeleidende functie te vervullen, tot de dag, volgende op die, waarop het 1e elftal van zijn club 1 competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijd van de KNVB heeft gespeeld. De hiervoor vermelde straf is voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar.

De feiten
Op 21 februari 2013 heeft de aanklager betaald voetbal de tuchtcommissie verzocht een oordeel te geven over de vraag of de Gedragscode Officials Betaald voetbal, hierna te noemen:
ʺGedragscodeʺ, door appellant is overtreden.
De aanklager heeft geen schikkingsvoorstel gedaan en heeft aangegeven zich bij voorbaat te refereren aan het oordeel van de tuchtcommissie. De aanklager heeft hiertoe besloten aangezien de uitlatingen van appellant grotendeels de aanklager zelf betreffen. Hij heeft verzocht om een schriftelijke behandeling.
De aanklager meent dat de uitlatingen die door appellant zijn gedaan, op twee punten in strijd zijn met de Gedragscode namelijk:
-          Uitlatingen waardoor het betaald voetbal in diskrediet wordt gebracht (negatieve beeldvorming);
-          Het op onbehoorlijke wijze geven van commentaar op aan het voetbal gelieerde organisaties in de media.

De tuchtcommissie heeft het volgende overwogen:
ʺDe uitlatingen die op de website van AZ door beschuldigde zijn gedaan en de uitlatingen in het interview met Eredivisie Live acht de tuchtcommissie deels ontoelaatbaar. De tuchtcommissie overweegt dat wanneer er een gevoel bestaat bij beschuldigde dat hij niet respectvol wordt behandeld, hij hier uiteraard iets van mag zeggen. Voor zover hij in dit verband een beroep heeft gedaan op de vrijheid van meningsuiting, dan geldt die vrijheid voor hem uiteraard ook onverkort.
Maar allereerst betreft het hier uitlatingen van beschuldigde over een zitting bij de tuchtcommissie waar hij zelf niet bij is geweest. Hij heeft zijn informatie van horen zeggen en het is maar zeer de vraag wat de aanklager door beschuldigde wordt verweten zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Onder die omstandigheden is het hoe dan ook raadzaam om wat meer terughoudende bewoordingen te gebruiken.
Maar los daarvan wordt de vrijheid van meningsuiting beperkt door de rechten van anderen en
door de verplichtingen van beschuldigde als lid van de KNVB zelf, zoals deze bijvoorbeeld zijn verwoord in de Gedragscode. Van hem wordt in dat kader verwacht, mede in het licht van het Handvest, dat hij met respect omgaat met andere leden van de KNVB en met organen zoals de aanklager en de tuchtcommissie. Door het gebruiken van dusdanig algemene denigrerende bewoordingen, waarin geen enkele ruimte is voor nuance, is hij de grens van het toelaatbare gepasseerd.
De tuchtcommissie doelt hier met name op de volgende teksten op de AZ website:
“Het is ons kent ons in Zeist”, en: ”De manier waarop aangeklaagde wordt behandeld is respectloos, denigrerend en neerbuigend. Vooral de aanklager is verschrikkelijk en subjectief”. En bij Eredivisie Live als antwoord op de vraag: “Hoe word je dan bejegend?”. “Met name door de aanklager. Nou respectloos, denigrerend”.
Beschuldigde heeft net als alle andere betrokkenen bij het Betaald Voetbal een voorbeeldfunctie voor de vele andere leden van de KNVB. Juist daarbij past het niet om op
deze ongenuanceerde wijze te reageren op vermeende gebeurtenissen. Van beschuldigde mag verwacht worden dat hij zijn mening op een minder ongenuanceerde wijze naar buiten brengt. Dat geldt voor de opmerkingen ten aanzien van de aanklager, maar ook voor de tekst: “Het is
ons kent ons in Zeist”. Ter zitting is dat nog nader toegelicht in die zin dat de leden van de
tuchtcommissie en de aanklager elkaar kennen en tutoyeren en dat de secretarissen bij elkaar op één gang zitten.
De opmerking wekt de indruk dat de aanklager en de tuchtcommissie één pot nat is en dat een beschuldigde bij voorbaat veroordeeld is. Beschuldigde hoort te weten dat dit geenszins het geval is. Beide organen hebben een geheel eigen verantwoordelijkheid. Uiteraard kennen de verschillende functionarissen elkaar, zoals zij ook veel betrokkenen van de clubs kennen. Maar dat staat er niet aan in de weg dat zij in volstrekte onafhankelijkheid hun taak verrichten en dat er over zaken nimmer inhoudelijk overleg wordt gevoerd. Ook de secretarissen kennen hun eigenstandige positie en waken er voor de onafhankelijkheid van de verschillende organen in gevaar te brengen.

Door desondanks dergelijke bewoordingen voor iedereen kenbaar te gebruiken ondermijnt beschuldigde het vertrouwen in het tuchtrechtelijk systeem. En dat is, als gezegd, in strijd met de Gedragscode.

De bovengenoemde opmerkingen op de website van AZ zijn ook niet in een opwelling gemaakt. Eerstbedoelde teksten zijn gepubliceerd op de eigen club website. Beschuldigde had derhalve hier gemakkelijk op in kunnen grijpen. Dit heeft hij nagelaten.
De uitingen die door beschuldigde zijn gedaan in de uitzending van Eredivisie Live heeft hij niet ontkend en zijn vergelijkbaar met die op de club website. Beschuldigde heeft doelbewust deze bewoordingen gebezigd.

Het is naar het oordeel van de tuchtcommissie ook onnodig om zich op een dergelijke wijze over de tuchtrechtelijke organen in het algemeen en de aanklager in het bijzonder uit te laten. Er zijn genoeg manieren om eventuele grieven over het functioneren van de tuchtcommissie en/of de aanklager via het Bestuur Betaald Voetbal of de Algemene Vergadering Betaald Voetbal aan de orde te stellen.

De tuchtcommissie overweegt nogmaals dat beschuldigde een voorbeeldfunctie heeft. Hij dient zich ervan bewust te zijn dat hij wordt gevolgd en dat zijn uitspraken door anderen worden geciteerd, juist als hij zich op deze wijze uitlaat. De Gedragscode Officials Betaald Voetbal is niet voor niets in het leven geroepen. Van beschuldigde mag verwacht worden dat hij deze niet overtreedt en dat hij zich bewust is van zijn eigen bewoordingen, mondeling dan wel schriftelijk.

Nu de uitingen in Voetbal International door beschuldigde niet worden onderschreven, heeft de tuchtcommissie deze niet meegenomen in haar oordeel. Overigens, maar dat terzijde, stond het de aanklager vrij deze bewoordingen mede aan de tuchtcommissie voor te leggen.

Concluderend is de tuchtcommissie van oordeel dat beschuldigde door zijn uitlatingen de tuchtrechtelijke organen en met name de aanklager in diskrediet heeft gebracht. Van beschuldigde mag worden verwacht dat hij wanneer hij het niet eens is met de gang van zaken meer relativeert en niet in dusdanig algemene denigrerende termen vervalt. Door het uiten van zulke teksten ondermijnt beschuldigde het tuchtrechtelijk systeem en dit acht de tuchtcommissie – met het bestuur betaald voetbal- niet toelaatbaar.ʺ

De bewezenverklaring van de tuchtcommissie steunt op de navolgende bewijsmiddelen:

-          De publicatie d.d. 15 februari 2013 op de website  www.az.nl, inhoudende uitlatingen van appellant;

-          De uitzending van Eredivisie Live op 16 februari 2013, met daarin een interview met appellant.

Behandeling van het beroep
Verbeek komt het volgende verweer
Appellant kan zich niet met de uitspraak van de tuchtcommissie verenigen omdat hij, naar zijn oordeel, ten onrechte niet is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Hij verzoekt daarom de commissie van beroep de uitspraak van de tuchtcommissie te vernietigen en, opnieuw recht doende, te beslissen dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde.
In dit verband heeft appellant – deels naar aanleiding van vragen van de kant van de commissie van beroep - het volgende gesteld.
De aan hem toegeschreven uitlatingen die gepubliceerd zijn op de website  www.az.nl, mogen niet voor zijn rekening komen. Het gaat om een tekst die niet door hem is opgesteld en evenmin door hem is goedgekeurd.
Hij heeft tegen de publicatie geen actie ondernomen, omdat hij deze niet gelezen heeft. De site valt onder verantwoordelijkheid van AZ.
De weergave van zijn uitspraken tijdens het interview op “Eredivisie Live” op pagina 3 van het procesdossier, is juist. Deze uitspraken neemt hij voor zijn rekening.

Bij de tuchtcommissie heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de aan hem toegeschreven uitlatingen in het tijdschrift “Voetbal International”, nummer 8 van 20 februari 2013, pagina 10 (pagina 7 van het procesdossier) niet voor zijn rekening mogen komen, omdat het gaat om een niet door hem geautoriseerde tekst.
Inmiddels weet hij dat de tekst is gebaseerd op een interview, waarvan door de betrokken journalist een geluidsopname is gemaakt. Deze geluidsopname is door de aanklager ten behoeve van de behandeling in beroep opgevraagd en aan het dossier toegevoegd.
Appellant heeft deze geluidsopname beluisterd. Hij is inderdaad aan het woord en de aan hem toegeschreven bewoordingen heeft hij inderdaad gebruikt.
Meer in het bijzonder moet hij terugkomen op zijn bewering, gedaan tegenover de
tuchtcommissie, dat hij het woord “samenzwering” niet heeft gebruikt. Dat blijkt wèl het geval te zijn.
De geluidsopname mag echter – zo stelt de verdediging – bij de beoordeling door de commissie van beroep geen rol spelen en dient uit het dossier te worden verwijderd. Daartoe is het volgende aangevoerd.
De tuchtcommissie heeft het interview van appellant met “Voetbal International” niet betrokken in zijn oordeel. De aanklager heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de tuchtcommissie en heeft dan ook geen beroep ingesteld tegen de beslissing van die commissie.
Met dit alles is niet verenigbaar dat de aanklager nu, in beroep, de geluidsopname aan het procesdossier toevoegt, want daarmee kan hij geen andere bedoeling hebben dan dat de commissie van beroep - in ieder geval op dit punt – tot een andere beslissing komt dan de tuchtcommissie.

Appellant stelt dat de ernstige bezwaren die appellant in de loop van jaren heeft gekregen tegen het optreden van de aanklager en – zij het in mindere mate – tegen het optreden van de tuchtcommissie, de reden vormen voor zijn uitlatingen, voor zover die in dit beroep aan de orde zijn.
De aanleiding was de behandeling van de zaak van AZ-speler Viergever (waarbij appellant zelf overigens niet aanwezig was), maar appellant ziet een patroon: de bezwaren die hij heeft tegen de manier waarop de aanklager in die zaak is opgetreden gelden ook voor bijna alle andere zaken die de afgelopen jaren door de tuchtcommissie zijn behandeld, met name spelerszaken
in zijn AZ-periode, waarbij appellant wèl zelf aanwezig is geweest. De aanklagers in die zaken traden respectloos en denigrerend op.
Dat gold niet voor de tuchtcommissie, maar die greep niet in en riep de aanklagers niet tot de
orde in de gevallen die appellant hier voor ogen heeft.

Appellant merkt daarbij op dat zijn bezwaren tegen het functioneren van de aanklagers – en in het verlengde daarvan – de tuchtcommissie, geen betrekking hebben op het functioneren van de commissie van beroep.

De uitspraak dat het “ons kent ons” is in “Zeist” komt voort uit het feit dat enerzijds op de zittingen makkelijk wordt gezegd dat clubs en spelers hun verklaringen op elkaar afstemmen, maar dat anderzijds de verklaringen van de arbitrage zonder meer serieus worden genomen, die praten na een wedstrijd toch ook met elkaar?. In dit verband speelt ook de zaak Advocaat, coach van PSV: deze heeft uitlatingen gedaan waarvoor hij zich niet bij de tuchtrechter hoeft te verantwoorden, maar naar aanleiding waarvan Advocaat is uitgenodigd bij de KNVB voor een gesprek bij een kop koffie. Advocaat is bondscoach geweest en de directie betaald voetbal kent hem goed.
Dat is een illustratie van “ons kent ons”.

Appellant heeft met zijn uitlatingen geen kwade bedoelingen gehad.
Hij weet dat hij in het betaalde voetbal een voorbeeldfunctie heeft, maar hij voelde zich tekort gedaan door de behandeling in de zaak Viergever.
Hij beroept zich op de vrijheid van meningsuiting. Hij weet dat die vrijheid niet onbeperkt is,
maar hij heeft geen beledigende bewoordingen gebruikt en hij is, ook naar zijn oordeel achteraf, met zijn uitlatingen binnen de grens van het toelaatbare gebleven.

Het bestuur betaald voetbal heeft met een brief van 18 februari 2013 de aanklager verzocht om de uitlatingen van appellant te onderzoeken, dan wel de tuchtcommissie om een direct oordeel te vragen.
Het is, voor zover appellant weet, de eerste keer of één van de eerste keren dat het bestuur een dergelijk verzoek tot de aanklager richt.
In deze gang van zaken schuilt willekeur, in die zin dat niet duidelijk is hoe ver de Gedragscode strekt en dat niet duidelijk is waarom het bestuur een dergelijk verzoek in het ene geval (appellant) wèl tot de aanklager richt en in het andere geval (Advocaat) niet.
Het bestuur betaald voetbal heeft zijn taak om toezicht te houden op de naleving van statuten en reglementen gedelegeerd aan de tuchtrechtelijke organen.
Het bestuur heeft zich echter rechtstreeks in deze zaak gemengd.
In het belang van de rechtszekerheid dient gemotiveerd te worden aangegeven in welke gevallen een dergelijke inmenging door het bestuur betaald voetbal verwacht mag worden. De tuchtcommissie heeft zich hierover ten onrechte niet uitgelaten.

Advocaat heeft met diens uitlatingen de aanklager in diskrediet gebracht, maar die kwestie is geëindigd met een informeel gesprek, zonder tuchtrechtelijke vervolging en dus ook zonder enige strafoplegging.
De tuchtcommissie is niet ingegaan op het standpunt van appellant, dat door de aanklager ten nadele van hem gehandeld is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Het verdient ten minste nadere toelichting op grond van welke criteria door de aanklager in het ene geval gekozen is voor een gesprek en in het andere geval voor een tuchtzaak.

Vordering aanklager
De aanklager geeft aan dat de uitlatingen die appellant ten laste zijn gelegd, het vertrouwen in de rechtspraak bij de KNVB schaden.
Het doel van de aanklager is nooit om iemand monddood te maken, maar op een bepaald moment gaat het te ver en wordt de tuchtrechtspraak ondermijnd. Dat is hier het geval.
Het instituut aanklager is een onafhankelijk instituut bestaande – in hun dagelijkse beroepsuitoefening - uit zeer ervaren leden van het openbaar ministerie.
Het staat niet ter discussie dat de ten laste gelegde uitlatingen zijn gedaan, het gaat om de weging daarvan.
De aanklager is van oordeel dat door de uitlatingen van appellant de integriteit van de aanklager ten onrechte in twijfel wordt getrokken.

De aanklager merkt op dat appellant met ingang van 20 maart 2013 een voorwaardelijke straf op zijn strafkaart heeft staan, waarvan de proeftijd nog niet was verstreken toen appellant de uitspraken deed.
Deze voorwaardelijke straf heeft een rol gespeeld bij de beslissing om in deze zaak het oordeel van de tuchtrechter in te roepen. Iets vergelijkbaars was niet aan de orde in de kwestie Advocaat, die alleen daarom al niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
De uitlatingen van Advocaat waren bovendien van een andere orde en zwaarte dan de uitlatingen van appellant. Advocaat heeft zich uitgelaten over de werkwijze van de aanklagers in het geval van een vooronderzoek op basis van tv-beelden. Van handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel en van willekeur aan de zijde van de aanklager is geen sprake.

De aanklager refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring en de strafoplegging aan het oordeel van de commissie van beroep.

De beoordeling van de beslissing van de tuchtcommissie
De commissie van beroep vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld, omdat zij tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt.

De bewezenverklaring
De commissie van beroep acht bewezen dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de Gedragscode Officials Betaald Voetbal door het doen van uitlatingen waardoor het betaald voetbal in diskrediet wordt gebracht (negatieve beeldvorming), strafbaar gesteld in artikel 19 lid 1 sub b Reglement Tuchtrechtspraak Betaald voetbal

De bewijsmiddelen
De hiervoor vermelde bewezenverklaring steunt op de navolgende bewijsmiddelen:
-          De publicatie op  www.az.nl de.dato.15 februari 2013, houdende uitlatingen van appellant, zakelijk weergegeven, luidende:

Het heeft bijna geen zin meer om in beroep te gaan”, reageerde Verbeek. “Het is ons-kent-ons in Zeist. De manier waarop je daar als aangeklaagde wordt behandeld is respectloos, denigrerend en neerbuigend. Vooral de aanklager is verschrikkelijk en subjectief. Maar we blijven er tegen vechten. Je ergens bij neerleggen terwijl je onrecht is aangedaan, dat moet je nooit doen.”

-          De uitzending van “Eredivisie Live” uitgezonden op 16 februari 2013 met daarin een interview met appellant, waarvan de tekst luidt, wat betreft het relevante gedeelte:

C: Waarom niet?

Verbeek: Eén, omdat dat in onze ogen geen zin heeft, zeker de wijze waarop wij wederom bejegend zijn, in dit geval.

C: Maar leg dat eens uit. Hoe word je dan bejegend?

Verbeek: Met name door de aanklager. Nou, respectloos, denigrerend. Die man, waar die mee begint is al af te vragen wat we eigenlijk komen doen. Nou ja, daar gaat hij helemaal niet over. Wij worden in staat gesteld om in beroep te gaan, dus waar bemoeit die man zich mee? Hij moet zich beoordelen de feiten behoren. Hè, en dan, je krijgt al van tevoren, krijg je een dreigement dat als je in beroep gaat dat de kans groot is dat je een wedstrijd erbij krijgt. Nou , dat is gewoon chantage. Hè, ieder mens heeft recht om in beroep te gaan, als jij meent dat je onrecht wordt aangedaan. Dus alleen uit dat oogpunt al, dat vertrekpunt is al totaal verkeerd. Hè, dus daar erger je mateloos aan.

-          Het tijdschrift “Voetbal International”, nummer 8 van 20 februari 2013, pagina 10, met een weergave van - een selectie uit - een interview met appellant, luidende:

“Het is één grote samenzwering in Zeist” …”Aanklagers zijn verschrikkelijke mensen. Het is ongelooflijk hoe zij al jarenlang hun werk doen. Ze kunnen niet onafhankelijk zijn.” ….”Zoals die aanklager het woord voerde…. Denigrerend, neerbuigend en respectloos. We hebben het niet over een crimineel, maar over een voetballer die subjectief is beoordeeld door het arbitraal kwartet. Die mensen kunnen het ook weleens mis hebben. Maar het ons-kent-ons-gehalte in Zeist is erg groot.”

Bespreking van de gevoerde verweren
Eerste verweer
Het verweer van appellant dat de aanklager willekeurig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt, raakt de ontvankelijkheid van de aanklager in de vervolging en wordt daarom hier in de eerste plaats besproken.
Appellant wijst in dit kader op het verzoek van het bestuur betaald voetbal aan de aanklager (voormelde brief van 18 februari 2013), de reactie daarop van de aanklager alsmede op de manier waarop de aanklager zich heeft opgesteld in de kwestie Advocaat. Appellant heeft overigens, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd door de commissie van beroep, geen concreet processueel gevolg aan deze zienswijze verbonden.

De commissie van beroep overweegt met betrekking tot dit verweer als volgt.
Artikel 38 van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal (verder RTBV) geeft aan hoe een overtreding bij de aanklager aanhangig kan worden gemaakt. Een van de manieren is “een melding dat sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 19 van dit reglement” (art. 38 sub d RTBV). Dat het bestuur betaald voetbal niet bevoegd zou zijn om een dergelijke melding te doen, zoals appellant kennelijk betoogt, vindt geen steun in de reglementen van de KNVB noch in enige andere wettelijke regeling. De commissie van beroep is van oordeel dat het bij uitstek op de weg ligt van het bestuur betaald voetbal, indien dit bestuur van oordeel is dat een onder haar aandacht gebrachte gebeurtenis of uitlating mogelijk in strijd is met de reglementen van de KNVB, om de tuchtrechtelijke organen van de KNVB hieromtrent te informeren.

Het is – zo merkt de commissie van beroep wellicht ten overvloede op - echter steeds de aanklager die beslist of hij betrokkene in staat van beschuldiging stelt, al dan niet na een vooronderzoek. Dat is ook in deze zaak de gang van zaken geweest.

Zowel Advocaat als appellant zijn coach betaald voetbal en beiden hebben zich publiekelijk uitgelaten over het optreden van de aanklager. Daarmee houdt de vergelijking echter op. Advocaat heeft zich uitgesproken over de procedure die door de aanklager werd gevolgd, te weten de werkwijze in het kader van een vooronderzoek. Appellant daarentegen heeft rechtstreeks de aanklagers en daarmee het instituut van aanklager aangevallen alsmede, zij het in mindere mate, het optreden van de tuchtcommissie.

De uitlatingen van appellant komen er op neer dat de aanklagers ter zitting structureel op onaanvaardbare manier optreden en dat van onafhankelijke tuchtrechtspraak binnen de KNVB geen sprake is, culminerend in de uitspraak dat het “één grote samenzwering (is) in Zeist, daar kom je helemaal niet meer tussen”. Tussen het optreden van Advocaat en het optreden van appellant bestaat dus belangrijk verschil.

De aanklager heeft bij zijn besluit om tot vervolging van appellant over te gaan ook meegewogen dat de proeftijd van een aan appellant opgelegde voorwaardelijke straf nog niet verstreken was toen appellant zijn uitlatingen deed.

Er is derhalve naar het oordeel van de commissie van beroep geen sprake van gelijke gevallen die verschillend zijn en met willekeur zijn behandeld.

Het verweer faalt.

Tweede verweer
Appellant heeft voorts het volgende verweer gevoerd.
De commissie van beroep mag de band met de geluidsopname van het interview met een journalist van “Voetbal International” niet in haar oordeel betrekken. De band dient alsnog uit het dossier te worden verwijderd.

Hierover oordeelt de commissie van beroep als volgt.
Het beroep van appellant tegen de beslissing van de tuchtcommissie betekent dat de commissie van beroep de zaak in volle omvang opnieuw beoordeelt. Het hoger beroep dient mede om eventuele omissies of fouten te herstellen die bij de tuchtcommissie zijn gepasseerd. De aanklager heeft daarbij tot taak om de tuchtcommissie en de commissie van beroep zo volledig en evenwichtig mogelijk voor te lichten.

Het vorenstaande geldt in gelijke zin voor een beschuldigde. Deze mag in hoger beroep bij de commissie van beroep evenzeer nader bewijs overleggen in het kader van zijn verweer tegen een beschuldiging

Het is dan ook juist dat de aanklager de geluidsband van het interview heeft opgevraagd en vervolgens heeft verzocht om deze aan het dossier toe te voegen, nadat appellant ter zitting van de tuchtcommissie had verklaard dat hij zich voor het artikel in “Voetbal International” niet verantwoordelijk voelde en dat hij het woord “samenzwering” dat in dat artikel stond, niet had gebruikt.
De geluidsband heeft duidelijk gemaakt dat het artikel in “Voetbal International” wel degelijk is gebaseerd op de uitlatingen van appellant en het artikel op correcte wijze de opvatting van appellant weergeeft en dat appellant ook het woord “samenzwering” tegenover de betrokken journalist heeft gebruikt.

Ook dit verweer faalt.

Derde verweer
Daarnaast heeft appellant aangevoerd dat de aan hem toegeschreven uitlatingen die gepubliceerd zijn op de website  www.az.nl, niet voor zijn rekening mogen komen, omdat het gaat om een tekst die niet door hem is opgesteld en evenmin door hem is goedgekeurd.
Hij heeft tegen de publicatie geen actie ondernomen, omdat hij deze publicatie niet gelezen heeft. De site valt onder verantwoordelijkheid van AZ.
Ook dit verweer faalt.

Appellant heeft erkend dat hij de uitlatingen met betrekking tot ”Voetbal International” en “Eredivisie Live” heeft gedaan. De op de website van AZ gepubliceerde uitlatingen van appellant zijn in dezelfde bewoordingen vervat als in de andere twee gevallen en sluiten hierbij volledig aan.
De commissie van beroep heeft geen reden te veronderstellen dat degene die de litigieuze uitlatingen op de website van AZ heeft vermeld deze heeft verzonnen, en de commissie van beroep neemt in aanmerking dat appellant ook niet heeft ontkend dergelijke uitlatingen gedaan te hebben, maar slechts heeft gesteld dat het gaat om een tekst die niet door hem is opgesteld en evenmin door hem is goedgekeurd.
Dat appellant de tekst niet heeft opgesteld of goedgekeurd of de website van AZ niet gelezen heeft is echter van ondergeschikt belang, omdat appellant niet verweten wordt dat hij die uitlatingen op de website van AZ heeft geplaatst of niet van de website van AZ heeft doen verwijderen, maar dat hem verweten wordt dergelijke uitlatingen te hebben gedààn.

Vierde verweer
Voor zover appellant nog heeft willen betogen dat de vrijheid van meningsuiting met zich brengt dat hij de litigieuze uitlatingen heeft mogen doen in het algemeen belang, is de commissie van beroep van oordeel dat dit verweer eveneens faalt.
De grondwettelijke vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt door – in casu - het op het verenigingsrecht stoelende tuchtrechtelijke verbod om uitlatingen te doen waardoor het betaald voetbal in diskrediet wordt gebracht .
Met name de uitlatingen “Het is ons-kent-ons in Zeist” en “Het is één grote samenzwering in Zeist” …”Aanklagers zijn verschrikkelijke mensen. Het is ongelooflijk hoe zij al jarenlang hun werk doen. Ze kunnen niet onafhankelijk zijn” en de daarbij ter zitting van de commissie van beroep door appellant gegeven toelichting zijn uitlatingen waarbij aan de onafhankelijkheid van zowel de aanklager als - in ieder geval – de tuchtcommissie wordt getwijfeld. Appellant heeft op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke situatie sprake is of is geweest.
De uitlatingen schaden (het gezag van) de tuchtrechtelijke organen van de KNVB en brengen het betaald voetbal in diskrediet.
Appellant, die als coach binnen het betaald voetbal een voorbeeldfunctie moet vervullen, is met deze uitspraken ver over de schreef gegaan.

Het verweer van appellant dat hij geen beledigende woorden heeft gebruikt, kan hem niet helpen. Het gaat om de strekking van wat hij heeft gezegd.
Appellant heeft ter zitting van de commissie van beroep aangevoerd dat hij zijn uitspraken over de opstelling van de aanklager (“denigrerend, neerbuigend, respectloos”) heeft gebaseerd op het verslag dat hem is gedaan van de zitting in de zaak Viergever en verder op een aantal zittingen van de tuchtcommissie dat hij in het verleden zelf heeft bijgewoond. Hij heeft verder evenwel niets concreets aangevoerd en het bij deze algemene bewering gelaten.
De commissie van beroep acht het hoogst onaannemelijk, mede gelet op de eigen ervaringen ter zitting met het instituut aanklager, dat de diverse aanklagers die optraden in de zaken die appellant volgens zijn zeggen op het oog heeft, stuk voor stuk “denigrerend, neerbuigend en respectloos” zouden zijn opgetreden, waarbij de tuchtcommissie dat dan in al die gevallen, zo
beweert appellant, ook nog zonder enig bezwaar zou hebben laten passeren.
Het gaat hier kennelijk om een zeer persoonlijke opvatting van appellant die niet steunt op objectieve gegevens. Dat heeft appellant er echter niet van weerhouden om in zeer algemene termen, zonder enige nuancering of enig voorbehoud, uiterst negatief over de aanklager als instituut en daarmee over alle aanklagers, zowel in verleden als heden, te spreken
Ook in dit opzicht treft appellant een ernstig verwijt.

Ten overvloede merkt de commissie van beroep het volgende op.
De uitlatingen van appellant komen er op neer dat al geruime tijd sprake zou zijn van structurele misstanden binnen de tuchtrechtspraak van de KNVB.
Daarmee valt niet te rijmen dat appellant over die beweerde structurele misstanden nooit het bestuur of de algemene vergadering betaald voetbal van de KNVB heeft benaderd, hetgeen toch op zijn weg zou hebben gelegen en daarom te verwachten zou zijn geweest.

De op te leggen straf
De commissie van beroep overweegt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende. Anders dan bij de tuchtcommissie, staat inmiddels vast dat appellant ook de uitlatingen heeft
gedaan die staan weergegeven in het genoemde artikel in “Voetbal International”, waaronder
die over het bestaan van “één grote samenzwering in Zeist”.
De tuchtcommissie heeft deze uitlatingen niet bewezen geacht, maar de commissie van beroep betrekt deze uitlatingen wel in haar beoordeling, nu zij deze uitlatingen wel bewezen acht.

Het doel van de Gedragscode is het verbeteren van de beeldvorming ten aanzien van het betaald voetbal en het tegengaan van onbehoorlijk gedrag van (kort gezegd) Officials Betaald Voetbal. De Gedragscode is breed aanvaard en ondersteund door de betrokkenen in het betaald voetbal.
Het “Handvest”, gepubliceerd op 21 december 2012, onderstreept het belang van de
Gedragscode en van stringente handhaving daarvan.
Een coach in het betaald voetbal heeft een voorbeeldfunctie, ook voor de vele leden van de KNVB die niet binnen het betaald voetbal actief zijn. Appellant erkent dat wel, maar hij heeft daar in dit geval niet naar gehandeld, integendeel.
Appellant liep nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling, zij het op basis van andersoortige feiten.
Appellant is, anderzijds, nog niet eerder wegens een soortgelijk feit tuchtrechtelijk bestraft. De commissie van beroep weegt dat relatief sterk mee ten gunste van appellant.

Dit alles overziende, dient een rechtontzegging te volgen die deels onvoorwaardelijk is. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf dient ertoe om appellant te weerhouden zich in de toekomst nogmaals op vergelijkbare wijze uit te laten.

De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een overtreding van de Gedragscode Officials Betaald
Voetbal juncto artikel 19 lid 1 sub b van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal.

De beslissing
De commissie van beroep vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld en doet opnieuw recht.

Bewezen wordt verklaard hetgeen onder 6. is vermeld.

Het bewezenverklaarde is strafbaar zoals onder 10. is omschreven.

Appellant is ter zake strafbaar en wordt met ingang van 23 april 2013 het recht ontzegd om op wedstrijddagen waarop een competitie-, play-off- of bekerwedstrijd van de KNVB wordt gespeeld als trainer-coach te fungeren of in welke vorm ook enige andere een voetbalteam begeleidende functie te vervullen, tot de dag, volgende op die, waarop het 1e elftal van zijn club 2 competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld waarvan 1 wedstrijd voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Deze straf houdt in ieder geval in dat appellant de wedstrijd alleen vanaf de tribune mag volgen. Hij mag zich niet in de kleedkamer, spelerstunnel of technische zone bevinden en mag voor en tijdens de wedstrijd geen contact hebben met zijn team. Tevens is het hem niet toegestaan na afloop van de wedstrijd een persconferentie te geven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten