dinsdag 25 juni 2013

Ontslag Rasmussen niet kennelijk onredelijk




Het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft vandaag arrest gewezen in de zaak Rasmussen tegen Rabo Wielerploegen B.V. Het hof is van oordeel dat Rabo heeft bewezen dat het ontslag op staande voet van Rasmussen onverwijld is gegeven en dat zij Rasmussen terecht op 26 juli 2007 op staande voet heeft ontslagen.

Verloop hoger beroep
In het hoger beroep in de zaak van Rasmussen tegen Rabo Wielerploegen B.V. (hierna: Rabo), heeft het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem op 19 juni 2012 (BW8595) een tussenarrest gewezen en daarbij Rabo toegelaten te bewijzen dat het ontslag op staande voet van Rasmussen op 26 juli 2007 ‘onverwijld’ is gegeven.

Op 12 november 2012, 18 december 2012 en 7 maart 2013 zijn aan de zijde van beide partijen getuigen gehoord.

Inleidende opmerkingen
Na het getuigenverhoor aan de zijde van Rabo op 18 december 2012 hebben verschillende (oud) professionele wielrenners in het openbaar bekend gemaakt dat zij in het verleden voorafgaande en tijdens wielerwedstrijden, zoals bijvoorbeeld de Tour de France, diverse vormen van doping hebben gebruikt. In de loop van het geding in hoger beroep is de aandacht verschoven naar de heimelijke en wijd verbreide cultuur van dopinggebruik in de professionele wielersport. Het feit dat Rasmussen opnieuw zichzelf en de toenmalige algemeen directeur van Rabo op 7 maart 2013 als getuigen heeft laten horen, ligt in het verlengde daarvan.

Benadrukt wordt dat het in deze zaak gaat om de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet dat Rabo op 26 juli 2007 aan Rasmussen heeft verleend. De reden(en) voor dit ontslag op staande voet was/waren - kort gezegd - dat Rasmussen volgens Rabo in strijd met de geldende regels (van UCI en zijn arbeidsovereenkomst) belangrijke onjuiste informatie met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 had verstrekt, te weten dat hij, voorafgaande aan de door Rabo (in de periode van 25 tot en met 29 juni 2007) georganiseerde training in de Pyreneeën, in Mexico verbleef om zich op de Tour de France voor te bereiden, terwijl dit ten aanzien van tenminste één dag (13 juni 2007) niet het geval was.

Dit betekent dat het hof de aandacht die namens Rasmussen is gevraagd voor de recente ontwikkelingen rondom het dopinggebruik en de dopingbekentenis van Rasmussen bij de beoordeling buiten beschouwing zal laten. De omstandigheid dat Rasmussen heeft bekend doping te hebben gebruikt, staat in deze zaak los van de vraag waar precies hij in de maand juni 2007, voorafgaande aan de start van de Tour de France, heeft verbleven.

Het hof oordeelt dat Rabo heeft bewezen dat het ontslag op staande voet van Rasmussen onverwijld is gegeven. Doorslaggevend is dat Rasmussen - kort gezegd - op essentiële momenten heeft gelogen over zijn verblijfplaats in de maand juni 2007 en dat deze leugens (pas) aan het licht zijn gekomen op 25 juli 2007. De e-mail wisseling in april 2007 tussen Rasmussen en de ploegleider en tussen de toenmalige algemeen directeur en Rasmussen, de toezending van de routes van de Alpenetappes op 16 juni 2007 en het sms’je van de ploegleider aan Rasmussen op 24 juni 2007 vormen noch afzonderlijk noch in onderling verband beschouwd een aanwijzing dat Rabo al eerder dan op 25 juli 2007 bekend was met het feit dat Rasmussen niet in juni 2007 in Mexico had verbleven.

Hooguit kan de ontmoeting tussen de ploegleider en Rasmussen in Bergamo op 6 juni 2007, in het licht van de door Rabo op 29 juni 2007 ontvangen recorded warning, een aanwijzing opleveren dat Rabo al eerder wist dat Rasmussen vóór 6 juni 2007 niet in Mexico was geweest, maar deze omstandigheid alléén is van onvoldoende gewicht om te oordelen dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.

Rabo heeft Rasmussen terecht op staande voet ontslagen
Het hof oordeelt vervolgens dat Rabo Rasmussen terecht op 26 juli 2007 op staande voet heeft ontslagen. Rasmussen heeft op essentiële momenten (ten tijde van de recorded warning van 29 juni 2007 en de boete op 3 juli 2007, de persconferentie op 24 juli 2007 en de bekendwording op 25 juli 2007 dat Rasmussen op 13 juni 2007 door een Italiaanse journalist in de Dolomieten was gezien) onjuiste informatie verstrekt met betrekking tot zijn verblijfplaats in de maand juni 2007; hij heeft over die verblijfplaats herhaaldelijk gelogen. Uitgekomen is dat hij tenminste op één dag in Italië was gezien.

De persoonlijke gevolgen die het ontslag voor Rasmussen heeft, zijn leeftijd en de duur van het dienstverband wegen niet op tegen de aard en de ernst van de aan het adres van Rasmussen gemaakte verwijten.
Dit betekent dat Rasmussen schadeplichtig is jegens Rabo en een bedrag van € 84.543,- bruto aan Rabo is verschuldigd.

Het ontslag is niet kennelijk onredelijk
Het ontslag van Rasmussen is niet kennelijk onredelijk. Er is geen sprake van een valse of een voorgewende reden en de gevolgen van de beëindiging van het dienstverband zijn niet te ernstig in vergelijking met het belang van Rabo bij de beëindiging.

Conclusies
Het vonnis van de kantonrechter kan slechts gedeeltelijk in stand blijven. Op procedurele gronden laat het hof de beslissing van de kantonrechter dat Rabo aan Rasmussen een bedrag van € 50.000,- wegens buitengerechtelijke kosten moet betalen, in stand (zonder toekenning van de door Rasmussen gevorderde wettelijke rente over dit bedrag). Rabo is voorts een (gematigd) bedrag van € 6.069,- bruto (met rente) als wettelijke verhoging aan Rasmussen verschuldigd omdat zij niet tijdig (een deel van ) het achterstallige salaris (€ 40.457,- bruto) aan Rasmussen heeft betaald.

Rabo heeft ter uitvoering van dit vonnis op 23 juli 2008 een bedrag van € 715.000,- als hoofdsom alsmede een bedrag van € 34.812,96 wegens wettelijke rente, in totaal € 749.812,96, aan Rasmussen betaald. De beslissingen van het hof leiden ertoe dat Rabo een bedrag van € 6.069,- bruto (met rente) aan Rasmussen dient te betalen en dat Rasmussen aan Rabo € 84.543,- bruto (met rente) alsmede een bedrag van € 579.349,69 (met rente) dient (terug) te betalen. Rasmussen wordt voorts in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep veroordeeld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten