dinsdag 14 februari 2012

Mishandeling bij waterpolo


De feiten

Deverdachte zou met opzet persoon A tijdens een waterpolowedstrijd lang onderwater hebben gehouden, waardoor persoon A niet kon ademen. Verder heeft persoonA hier zwaar lichamelijk letstel aan overgehouden.(posttraumatische stressstoornis).
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting als bij depolitie verklaard dat zij verhaal wilde halen waarom persoon A steeds eenmedespeelster van de verdachte trapte. Daarbij heeft zij persoon A ter hoogtevan haar borst aan haar zwempak vastgepakt. Daarbij was het gezicht van persoonA steeds boven water, aldus verdachte. Na ongeveer een halve minuut kwamen vanalle kanten mensen naar hen toe gezwommen, die hen uit elkaar hebben gehaald.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringtegengesteld is aan en daardoor niet ondersteund wordt door onder andere degetuigenverklaringen van beide scheidsrechters. Deze getuigen verklaren dat hetzusje van de verdachte in conflict komt met persoon A, waarbij persoon A doorhaar al onder water wordt geduwd. Daarop zwemt de verdachte naar beide damestoe en duwt en houdt persoon A samen met haar zusje meermalen onder water. Ookde verklaringen van de overige 11 getuigen die zijn gehoord en waarvan deverklaringen zich in het politiedossier bevinden, zijn in overeenstemming metvoormelde verklaringen van de scheidsrechters. De rechtbank acht wettig enovertuigend bewezen dat de verdachte persoon A onder water heeft geduwd engehouden.

Overwegingen rechtbank

De verdediging stelt zich op het standpunt datverdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde,omdat zij geen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van persoon A.


De bewijsoverwegingen van de rechtbank:
Buiten redelijke twijfel is vast te stellen met welkeintensiteit en duur persoon A door de verdachte onder water is geduwd engehouden is de rechtbank van oordeel dat de kans dat persoon A hierdoor zoukomen te overlijden niet aanmerkelijk is. De rechtbank zal verdachte dan ookvan het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat voor hetaannemen van voorwaardelijk opzet niet alleen vereist is dat verdachtewetenschap had van de aanmerkelijke kans, maar dat zij deze kans ten tijde vande gedraging welbewust heeft aanvaard. Van degene die weet heeft van eenaanmerkelijke kans, maar die ervan uitgaat dat het gevolg niet zal intreden kanwel gezegd worden dat zij met (grove) onachtzaamheid handelt, maar niet dat zijmet voorwaardelijk opzet heeft gehandeld.


De beslissing
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte pogingtot doodslag als bedoeling had, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelentot de overtuiging gekomen, dat de verdachte wel zwaar lichamelijk letsel heeftveroorzaakt bij persoon A (posttraumatische stressstoornis), door persoon Aaanmerkelijk lang onder water te duwen en te houden.
Derechtbank is van oordeel dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 120uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis dient te worden opgelegd metaftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast zal derechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen om verdachte in teprenten dat een gedraging als de onderhavige uiterst kwalijk is en zij die inde toekomst moet vermijden.
De rechtbank acht voor de immateriĆ«le schade een bedragvan € 800 op zijn plaats.

De uitspraak dtaat HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten