donderdag 5 juni 2014

Geen toepassing artikel 22 lid 4 CAO Sport. Gevolg: tijdens tweede ziektejaar 70 % en niet 100 % salaris


De feiten
Een zieke werknemer is sinds 1 januari 2008 in dienst bij de werkgever en is sinds eind september 2012 arbeidsongeschikt. De CAO Sport is door middel van een incorporatiebeding op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard.
Bij brief van 18 september 2013 heeft de werkgever de zieke werknemer het volgende laten weten:
Met ingang van 25 september 2013 vangt de tweede periode van 52 weken loondoorbetalingsverplichting aan. In overeenstemming met de ter zake geldende wetgeving
zal gedurende deze periode het salaris maximaal 70% van het laatstgenoten volledig salaris
bedragen. (...)”.

Artikel 22 van de CAO Sport vermeldt onder meer het volgende:
Uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid
1. Indien een werknemer door ziekte of arbeidsongeschiktheid verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, gelden voor hem de wettelijke bepalingen, voor zover hierna niet anders is bepaald.

2. a. In geval van arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer, wiens eerste ziektedag is gelegen op en/of na 1 januari 2004, zolang het dienstverband voortduurt doch gedurende maximaal de eerste 52 weken 100% van het maandsalaris worden doorbetaald.

b. Aan de in lid 2 sub a van dit artikel bedoelde werknemer zal in geval van arbeidsongeschiktheid, zolang het dienstverband voortduurt doch gedurende maximaal de tweede 52 weken 70% van het maandsalaris worden doorbetaald.

3. Indien de in lid 2 sub b van dit artikel bedoelde werknemer al dan niet op therapeutische basis werkzaamheden verricht, ontvangt deze werknemer de krachtens lid 1 van artikel 7:629 BW verplichte betaling van 70% van het maandsalaris en een aanvulling door de werkgever tot 100% van zijn maandsalaris.

4. De in lid 2 sub b van dit artikel bedoelde werknemer, van wie de Arbo-arts heeft aangegeven dat er geen enkel vooruitzicht is op herstel, ontvangt zijn maandsalaris bestaande uit de krachtens lid 1 van artikel 7:629 BW verplichte betaling van 70% van het maandsalaris en een aanvulling door de werkgever tot 100% van zijn maandsalaris.

(...)”.

In de toelichting op voormeld artikel staat:
“Artikel 22 CAO Sport geeft een regeling voor de eerste twee ziektejaren van de werknemer.
Het eerste ziektejaar zal de werkgever 100% van het salaris aan de zieke werknemer
doorbetalen. Het tweede jaar zal de werkgever 70% van het salaris aan de zieke werknemer
doorbetalen.
(...)
Achterliggende gedachte van cao-partijen ten aanzien van lid 4 is dat het inkomen van de werknemer ook in het tweede ziektejaar niet omlaag dient te gaan als een werknemer echt
niet kan werken, tijdelijk of definitief. Echter, als de werknemer niet of niet volledig wil
meewerken, en zich derhalve niet positief opstelt, dan kan van de werkgever niet verwacht
worden dat hij aanvult . ( …)”


De bedrijfsarts heeft op 3 december 2013 in het kader van een periodieke evaluatie van de zieke werknemer onder meer het volgende opgemerkt:
“(…)
Het verwachte doel
Medisch gezien zou hij kunnen terugkeren in eigen werkzaamheden. Echter spelen ook andere factoren die de terugkeer in het eigen werk in de weg staan.
(…)”

Op de website van de werkgever  kan worden doorgelinkt naar de medewerkers. Dienaangaande vermeldt de site blijkens de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde uitdraai het volgende:
“Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende afdelingen, met daarbij o.a. contactgegevens van die medewerkers, waarop u als klant rechtstreeks een beroep kunt doen. (...)”.

De zieke werknemer foto en contactgegevens staan niet (meer) op die site.

De rechtsvraag
In deze procedure staat de vraag centraal of de zieke werknemer op grond van de CAO Sport gedurende de tweede periode van 52 weken van zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft op aanvulling tot 100% van zijn maandsalaris.

Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de zieke werknemer afgewezen.

Standpunt werknemer
De zieke werknemer stelt zich, samengevat weergegeven, op het standpunt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zieke werknemer zich niet bevindt in de situatie als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de CAO Sport en dat ten onrechte is geoordeeld dat zijn maandsalaris niet tot 100% behoeft te worden aangevuld.

Standpunt werkgever
Dde werkgever  stelt voorop dat aan de zijde van de zieke werknemer het voor de gevraagde voorzieningen vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Voorts stelt de werkgever zakelijk weergegeven, dat de zieke werknemer niet kan worden aangemerkt als een werknemer als bedoeld in artikel 22 lid 2 sub b van de CAO Sport en is zij van mening dat de voorzieningenrechter met zijn oordeel de CAO op de juiste wijze heeft uitgelegd.

Oordeel gerechtshof
Spoedeisend belang?
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437). Naar het oordeel van het hof vloeit het spoedeisend belang in dit geval voort uit de aard van de vordering, nu aannemelijk is dat de zieke werknemer, mede in het licht van zijn recente echtscheiding, dusdanige vaste lasten heeft dat hij problemen ondervindt bij het voorzien in zijn dagelijkse levensonderhoud.

Inhoudelijke beoordeling
Het hof komt daarmee toe aan een beoordeling van de vraag of het maandsalaris van de zieke werknemer gedurende het tweede ziektejaar moet worden aangevuld tot 100% op grond van de CAO Sport. Voor de beantwoording van deze vraag dient het hof artikel 22 van de CAO Sport uit te leggen. Het hof stelt voorop dat krachtens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bij de uitleg van een bepaling van een cao de bewoordingen waarin deze is gesteld, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele, voor derden kenbare toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis is. Daarbij komt het niet aan op een strikt grammaticale uitleg maar op het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Bij deze uitleg kunnen als - objectief kenbare - gezichtspunten onder meer betrokken worden de elders in de cao gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook kan bij deze uitleg rekening worden gehouden met de kennelijke ratio en strekking van de regeling waartoe de bepaling behoort en de bedoeling van de opstellers, voor zover deze objectief, uit de tekst van de cao en de eventuele toelichting daarop voor derden kenbaar is. (o.a. HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1059, HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2376, HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 en HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3719).
Het hof overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de zieke werknemer een werknemer is als bedoeld in artikel 22 lid 2 sub b van de CAO Sport. Eveneens staat vast dat de zieke werknemer geen werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 22 lid 3 van deze cao. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft de Arbo-arts niet aangegeven dat er geen enkel vooruitzicht is op herstel van de zieke werknemer, als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de CAO Sport. Voor zover de zieke werknemer dit wil betogen, volgt het hof hem hierin niet, gelet op hetgeen de bedrijfsarts in het kader van de periodieke evaluatie van de zieke werknemer op 3 december 2013 heeft opgemerkt Dit behelst geenszins het oordeel dat geen enkel vooruitzicht op herstel bestaat. Voor de door de zieke werknemer bepleite aanvulling van zijn salaris tot 100% biedt artikel 22 van de CAO Sport derhalve geen aanknopingspunten.
Aan de zieke werknemer kan worden toegegeven dat de toelichting bij artikel 22 van de CAO Sport, meer in het bijzonder het woord ‘tijdelijk’ daarin kan duiden op een achterliggende “gedachte” bij de contractsluitende partijen, gericht op aanvulling van het salaris tot 100% in een geval als het onderhavige.
Het hof overweegt dat het niet de toelichting bij een cao is, die in voorkomend geval door de rechter moet worden uitgelegd, maar de cao bepaling zelf. Daarin kunnen in dit geval, zoals hiervoor overwogen, naar objectieve maatstaven geen aanknopingspunten worden gevonden voor de door de zieke werknemer bepleite uitleg van artikel 22 lid 4 van de CAO Sport. Aan de hand van alleen de toelichting op een cao kunnen naar het oordeel van het hof geen bepalingen worden ingelezen die naar objectieve maatstaven niet uit de bewoordingen van de CAO volgen. Dat het in dit geval gaat om een leemte in de cao die door het hof kan en ook moet worden aangevuld is door partijen niet gesteld en is ook niet aannemelijk, gelet op de wijze van totstandkoming, de aard en strekking van de cao.


Vordering van zieke werknemer wordt afgewezen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten