maandag 14 oktober 2013

Ongeval op bowlingbaan: geen gebrekkige zaak, wel aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad


“Het Sportcentrum” exploiteert in haar gebouw, gelegen te Burgh-Haamstede, onder meer een bowlingbaan. Op maandag 10 november 2008, omstreeks 16.00 uur, kwamen het slachtoffer met haar familie daar bowlen. Zij hadden daartoe twee banen naast elkaar – de banen 3 en 4 – bij het Sportcentrum gereserveerd. Het Sportcentrum waarschuwt in haar gebouw door middel van een bordje voor gladheid van de bowlingbanen. het slachtoffer – een tamelijk ervaren bowlster – is als eerste van de groep op de linkerbaan gaan gooien. Zij is toen gevallen en heeft daarbij haar rechterenkel gebroken. Het slachtoffer vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het Sportcentrum veroordeelt tot vergoeding van de door haar als gevolg van het voorval De bowlingbaan is volgens eiseres aansprakelijk omdat de baan gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW en subsidiair dat het Sportcentrum onrechtmatig artikel 6:162 BW heeft gehandeld.

Geschil
Stelling eiseres
Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW
Het slachtoffer stelt dat zij tijdens de aanloop voor haar eerste worp voelde dat ze uitgleed, vervolgens achterover viel en tegen de stootwand tussen de banen terecht kwam. Na haar val zag ze dat er een plas olie op het aanloopgedeelte van de bowlingbaan (hierna te noemen: de approach) lag, nog voor de zgn. approachlijn, die de approach van de baan zelf scheidt en ook op de baan zelf. Ze stelt dat zij door die olie op de approach en/of op de approachlijn is uitgegleden. Ze hoefde op die plek (op de approach(-lijn)) geen olie te verwachten. Door de olie is een aan het Sportcentrum toe te rekenen gevaarlijke situatie ontstaan. het slachtoffer stelt uitdrukkelijk niet pas te zijn gevallen nadat zij met één voet de approachlijn was gepasseerd. Medewerkers van het Sportcentrum zijn direct na de val op de aanwezigheid van olie aangesproken, maar zij zijn niet dicht bij de baan gaan kijken.
Het slachtoffer stelt ter verdere onderbouwing nog dat de door het Sportcentrum gehanteerde wijze van oliën, zoals die door de getuigen van het Sportcentrum is toegelicht (namelijk met een plantenspuit) geen enkele zekerheid biedt dat er geen olie terecht komt op of voor de approachlijn, omdat al vanaf 5 centimeter voorbij de approachlijn wordt geolied. Daarnaast stelt zij dat oliën vanaf 5 centimeter voorbij de approachlijn op zich al gevaar oplevert; al bij een kleine overschrijding van de approachlijn is het risico van uitglijden groot.

Verweer Sportcentrum
Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW
Het Sportcentrum voert verweer. Zij stelt dat het slachtoffer is gevallen doordat zij bij haar aanloop over de approachlijn is gestapt en op de baan zelf is uitgegleden. Het Sportcentrum baseert dat op een mededeling van het slachtoffer zelf aan een medewerker van het Sportcentrum, direct na de val. Om speltechnische redenen en ter voorkoming van slijtage wordt de baan regelmatig geolied. Dat oliën gebeurt handmatig: met een door de fabrikant van de (speciale) olie geleverde sproeier wordt een (vaste) hoeveelheid olie aan het begin van de baan aangebracht die vervolgens naar achteren wordt uitgetrokken. De baan is dus glad; betreden van de baan is dan ook niet toegestaan. Spelers worden ook voor gladheid van de baan gewaarschuwd (er hangt een bordje). In de aansprakelijkheidsstelling en ook in ander correspondentie heeft het slachtoffer zelf steeds gezegd dat het ging om olie dan wel een vetvlek “op de bowlingbaan” (dus kennelijk: op de baan zelf).
Het Sportcentrum betwist dat er een olieplas op de approach, om en nabij de approachlijn, heeft gelegen. De verklaringen van de in voorlopig getuigenverhoor aan de zijde van het slachtoffer gehoorde getuigen (uitsluitend familieleden, wier verklaringen met terughoudendheid moeten worden bezien) overtuigen niet en bewijzen niet hetgeenhet slachtoffer stelt.
Nu de bowlingbaan niet ondeugdelijk was, is er geen sprake van aansprakelijkheid van het Sportcentrum op grond van art. 6:174 BW.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW
Ten aanzien van de gestelde aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW wijst het Sportcentrum er op dat in een sport- en spelsituatie (waarvan hier sprake was) de zorgvuldigheidsnormen lichter zijn dan in het gewone maatschappelijke verkeer. Gelet op de zorgvuldige wijze van oliën, het feit dat er niet eerder op de vijf dagen daarvoor geoliede baan ongeregeldheden waren geweest, dat er geen olieplas lag, dat er voor gladheid van de baan was gewaarschuwd en dat[eiseres], wetende dat dat niet was toegestaan, toch over de appraochlijn is gestapt, is het Sportcentrum voor de val en de gevolgen daarvan niet aansprakelijk.

Eigen schuld
Mocht aansprakelijkheid van het Sportcentrum worden vastgesteld, dan doet zij een beroep op eigen schuld aan de zijde van[eiseres]. Het slachtoffer heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen; de eventuele fouten van het Sportcentrum vallen daarbij in het niet.
Het Sportcentrum betwist de gestelde schade. Zij neemt wel aan dat er enige schade is. Zij betwist dat de schadeomvang nog niet zou kunnen worden vastgesteld; verwijzing naar een schadestaatprocedure is niet nodig.

Beoordeling geschil
Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW?
Het slachtoffer baseert de aansprakelijkheid van het Sportcentrum primair op de artt. 6:174 jº 6:181 BW: zij stelt dat de bowlingbaan niet voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mochten worden gesteld en dat het Sportcentrum, die in de uitoefening van haar bedrijf van deze aldus ondeugdelijke opstal gebruik maakte, aansprakelijk is, nu met de val vanhet slachtoffer zich het daardoor ontstane gevaar heeft gerealiseerd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat in dit geval art. 6:174 BW niet van toepassing is. Indien juist is hetgeen het slachtoffer stelt, namelijk dat er voor en op de approachlijn van de bowlingbaan olie lag, dan maakt dat de (approach van de) bowlingbaan nog niet tot een gebrekkige opstal. Daarvoor is noodzakelijk dat de vloer op zichzelf niet voldeed aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen veiligheidseisen. De gestelde oorzaak van de door het slachtoffer genoemde gladheid is echter gelegen in de (tijdelijke) aanwezigheid op de approach van olie, die daar niet thuishoort; de gladheid lag dus niet in gebrekkige eigenschappen van de approach zelf. Dat de approach op zichzelf – in schone toestand – glad was en daardoor niet geschikt als aanloopvloer voor een bowlingbaan, is door het slachtoffer niet gesteld en is evenmin gebleken.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW?
Subsidiair beroept het slachtoffer zich op art. 6:162 BW: zij stelt dat het Sportcentrum onzorgvuldig heeft gehandeld doordat zij zodanig de baan had geolied dat olie op de approach en op de approachlijn was terechtgekomen dan wel doordat zij onvoldoende controle op de (conditie van de) baan heeft uitgeoefend, waardoor er olie op de approach en op de approachlijn kon liggen, en zij als gevolg van die olie – die zij niet hoefde te verwachten – ten val is gekomen.

Sport en Spel?
Het Sportcentrum verweert zich hiertegen allereerst met de stelling dat in dit geval – nu sprake was van een sport- en spelsituatie – een andere, lichtere, zorgvuldigheidsnorm toepasselijk is dan in het gewone maatschappelijke verkeer.
Die stelling is volgens de rechtbank in deze context onjuist. Wanneer mensen deelnemen aan sport of spel, dan begeven zij zich doorgaans in een situatie, waarin zij door eigen gedrag of door dat van medespelers sneller dan in het gewone maatschappelijke leven schade oplopen; voor die schade zal niet op dezelfde wijze als wanneer die schade in het gewone maatschappelijke leven was opgelopen, de veroorzaker ervan aansprakelijk kunnen worden gesteld. Die regel geldt echter niet voor een bedrijf als het Sportcentrum, dat bedrijfsmatig en tegen betaling een accommodatie ter beschikking stelt waarin mensen een spel – in dit geval: bowling – kunnen spelen. In een dergelijke situatie mogen mensen die gebruik maken van die accommodatie er juist op rekenen dat hetgeen hen wordt geboden met minimaal de in het gewone maatschappelijke verkeer vereiste zorgvuldigheid wordt onderhouden en gecontroleerd. Er is geen enkele reden waarom van het Sportcentrum een verminderde mate van zorgvuldigheid zouden mogen worden geëist. Het verweer wordt verworpen.

Geen aansprakelijkheid door waarschuwingsbordjes?
Dan stelt het Sportcentrum dat zij niet aansprakelijk is, omdat zij voor gladheid heeft gewaarschuwd. Ook dit verweer gaat niet op. Het waarschuwingsbordje bevat (zo blijkt uit een bij de conclusie van antwoord gevoegde foto), voor zover hier van belang, de tekst : “Gelieve niet op de banen te lopen, deze zijn erg glad”. Aldus is duidelijk dat deze waarschuwing geldt voor de bowlingbaan zelf, en niet voor de approach (die immers juist bedoeld is om voor de aanloop, dus om op te lopen). Het slachtoffer hoefde deze waarschuwing dan ook niet op te vatten als een waarschuwing voor gladheid van de approach en/of de approachlijn; de waarschuwing kan dan ook niet met succes worden ingeroepen ter afwering van een aansprakelijkheidsstelling, gebaseerd op gladheid van de approach en/of de approachlijn.
Wanneer vast staat dat er olie op de approach en/of op de approachlijn aanwezig was, is het Sportcentrum, als iemand daardoor ten val komt, naar het oordeel van de rechtbank voor de gevolgen van die val aansprakelijk. Immers, de van het Sportcentrum te verwachten zorgvuldigheid houdt in elk geval in dat zij er voor zorg draagt dat de approach van een bowlingbaan – bedoeld om met een bal in de hand een aanloop te nemen – voldoende veilig is en dat daarop derhalve geen stoffen zoals olie aanwezig zijn, die de approach glad (kunnen) maken. Van haar mag worden verwacht dat zij de baan zodanig beheert, dat eventueel op de approach terechtgekomen olie zo snel mogelijk verwijdert. Het Sportcentrum heeft niet aangevoerd dat zij niet in staat zou zijn geweest eventuele olie tijdig op te merken en te verwijderen. Zij stelt slechts dat er geen olie op de approach aanwezig was, en dat het slachtoffer (dus) niet daardoor ten val is gekomen. Dat betekent dat zal moeten worden vastgesteld of er daadwerkelijk olie op de approach en/of de approachlijn lag; komt dat vast te staan, dan is het Sportcentrum voor de gevolgen in beginsel aansprakelijk.

Bewijs olie op de baan
Nu het het slachtoffer is die stelt dat er olie lag, ligt de bewijslast daarvan bij haar.
Zij heeft ten bewijze van haar stelling schriftelijke verklaringen overgelegd en voorts zijn in voorlopig getuigenverhoor een aantal getuigen (de personen die ook een schriftelijke verklaring hadden afgelegd) voorgebracht, die over de gestelde aanwezigheid van olie hebben verklaard. De rechtbank acht de verklaringen betrouwbaar. Met die verklaringen is de aanwezigheid van de olie op en voor de approachlijn naar het oordeel van de rechtbank in beginsel bewezen. De rechtbank acht het dan ook voldoende vaststaan dat er op 10 november 2008 in de middag op de door het slachtoffer bespeelde bowlingbaan voor en op de approachlijn olie lag. Aldus heeft het Sportcentrum jegens het slachtoffer gevaarzettend, en aldus onrechtmatig gehandeld.

Aansprakelijkheid gegeven, maar vrouw zou ook zonder olie gevallen zijn?
Nu het hiervoor vastgestelde, door handelen/nalaten van het Sportcentrum ontstane gevaar zich heeft gerealiseerd – het slachtoffer is gevallen – is het Sportcentrum voor de gevolgen daarvan in beginsel aansprakelijk. Dat is alleen anders indien komt vast te staan dat het slachtoffer ook zonder de aanwezigheid van de olie zou zijn gevallen. En dat is in feite wat het Sportcentrum stelt. Zij stelt immers dat het slachtoffer om een heel andere reden is uitgegleden, namelijk omdat zij over de approachlijn heen is gestapt, aldus op het gladde deel van de baan (waarvoor zij was gewaarschuwd en waar zij niet mocht komen) is terechtgekomen, en (pas) toen is gevallen.
De rechtbank acht de stelling dat het slachtoffer over de lijn is gestapt met hetgeen thans is overgelegd niet bewezen. Het Sportcentrum baseert haar stelling immers uitsluitend op een mededeling van haar medewerkster[naam getuige], die, uitgebreid ondervraagd in het kader van het voorlopig getuigenverhoor, heeft aangegeven dat zij een en ander niet meer weet. Nu geen gespecificeerd nader bewijs op dit punt wordt aangeboden, ziet de rechtbank voorts geen aanleiding het Sportcentrum tot nader bewijs toe te laten.

Oordeel: Sportcentrum aansprakelijk en geen eigen schuld

Het vorenstaande leidt ertoe dat vast staat dat het Sportcentrum jegens het slachtoffer gevaarzettend en aldus onrechtmatig heeft gehandeld, dat het betreffende gevaar zich door de val van het slachtoffer heeft gerealiseerd en dat het Sportcentrum voor de gevolgen van die val aansprakelijk is. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, moet voorts worden geconcludeerd dat er geen sprake is van de door het Sportcentrum gestelde “eigen schuld” aan de zijde van het slachtoffer. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten