donderdag 24 juli 2014

Besluit landelijke dartssportvereniging tot opzegging lidmaatschap van regiovereniging in strijd met de redelijkheid en billijkheid


De feiten
De Kempense Darts Organisatie (KDO) is een vereniging die zich ten doel stelt de beoefening van en belangstelling voor de dartsport in de Nederlandse Kempen te bevorderen. De KDO is als vereniging lid van de NDB.
De NDB is een overkoepelende landelijke dartsvereniging. Momenteel zijn 25 regionale lidorganisaties zoals de KDO bij de NDB aangesloten met een gezamenlijk ledental van ongeveer 33.000. De NDB organiseert onder meer landelijke wedstrijden en competities, in ruil waarvoor wij zij van de individuele leden van de lidorganisaties een bijdrage van € 10,00 per jaar vraagt.
Artikel 10 lid 2 van de statuten van de KDO bepaalt dat zij die lid worden van de KDO tevens lid dienen te worden van de NDB. Wanneer een aspirant-lid zich aanmeldt bij de KDO, meldt hij zich tevens aan bij de NDB. Pas nadat de NDB de persoon in kwestie als lid heeft toegelaten kan de KDO de persoon als lid toelaten.
Op 17 oktober 2011 heeft een Algemene Ledenvergadering (ALV) van de KDO plaatsgevonden, waarbij een afscheiding van (leden van) de KDO aan de orde is geweest. In die ALV hebben 1.100 van de 1.700 KDO-leden besloten hun lidmaatschap niet meer te zullen voortzetten en zich te zullen aansluiten bij een nieuw op te richten vereniging, meer gericht op de amateursport, de Darts Organisatie Eindhoven (de D.O.E.). De KDO bleef voortbestaan met 575 leden.
Bij brief van 28 augustus 2012 schrijft de secretaris van het bestuur van de KDO aan het bestuur van de NDB:
"De KDO heeft afscheid genomen van iets meer dan duizend leden. Deze leden zijn lid geworden van een nieuwe dart vereniging.Van de nieuwe vereniging Darts Organisatie Eindhoven (afgekort D.O.E.) zijn de statuten op 8 juni jl. gedeponeerd bij Notaris Broekmans in Eindhoven, welke ook de inschrijving heeft geregeld bij de kamer van koophandel."

Bij brief van 1 oktober 2012 reageert de voorzitter van de NDB als volgt:
"Inleiding
In uw brief van 28 augustus schrijft u dat de amateurleden van de KDO tijdens de algemene ledenvergadering van 17 oktober 2011 hebben besloten zich af te splitsen van de NDB en een nieuwe vereniging (Darts Organisatie Eindhoven) hebben opgericht. Naast het feit dat de NDB teleurgesteld is dat de KDO heeft besloten een dergelijk onderscheid te gaan maken, is de NDB van mening dat het besluit in strijd met de statuten van zowel de KDO als de NDB is genomen.
Omdat de NDB van mening is dat het besluit van de KDO schade zal toebrengen aan de dartssport is besloten het lidmaatschap van de KDO met ingang van 1 januari 2013 op te zeggen. Het NDB bestuur biedt de KDO echter wel de kans dit te voorkomen door voor 1 januari 2013 het besluit tot afsplitsing te herzien."

In de brief van 18 maart 2013 van het bestuur van de NDB aan het bestuur van de
KDO is vermeld dat het bestuur van de NDB heeft besloten om de KDO te royeren als de
KDO een deel van haar achterban geen lid meer laat zijn van de NDB en zodoende
onderscheid maakt tussen darters. In deze brief staat, voor zover hier van belang:
"Vervolgens hebben de NDB en KDO zoals toegezegd tijdens de laatste Algemene Ledenvergadering van de NDB, gezamenlijk besloten er alles aan te doen om de leden van de DOE terug te brengen naar de NDB. Dit is de reden geweest om de effectuering van haar besluit (royement) op te schorten tot 1 juli 2013. Hierbij is op verschillende momenten duidelijk gemaakt dat als de DOE leden zich niet aansluiten bij de KDO/NDB dat dan alsnog het besluit uitgevoerd zal worden per 1 juli 2013”

Bij brief van 7 mei 2013 meldt het bestuur van de NDB het volgende aan het bestuur van de KDO:
“Wij hebben uw brief van 27 april 2013 in goede orde ontvangen. In deze brief bevestigt u dat de DOE, door het besluit van de BALV [Bijzondere Algemene Ledenvergadering – Rb.] geen lid is, of zal worden van de KDO en daarmee ook van de NDB.
Dit betekent dat wij helaas gedwongen zijn ons besluit d.d. 1 oktober 2012 (zie bijlage 1) te
effectueren en het lidmaatschap van de KDO per direct op te zeggen. Dit vloeit tevens voort uit de gemaakte onderlinge afspraken tijdens de bijeenkomst tussen de NDB en KDO/DOE op 25 oktober 2012 en de Algemene Ledenvergadering van de NDB op 17 november 2012.
Directe gevolgen (ter informatie)
Omdat de KDO vanaf vandaag geen lid meer is van de NDB betekent dit onder andere:
- De KDO wordt niet meer uitgenodigd voor de ALV van de NDB en verliest zodoende haar stemrecht. Dit is per direct van toepassing, (..)
- De teams van de KDO worden per direct niet meer uitgenodigd voor de divisie- en bekerkampioenschappen (finaledagen) van de NDB in juni.
- De spelers van de KDO die momenteel opgenomen zijn in de NDB Ranking verliezen hun punten als ze zich vanaf seizoen 2013-2014 niet hij een aangesloten 1idorganisatie hebben ingeschreven. Ditzelfde geldt voor internationale BDO en WDF rankingpunten aangezien spelers lid moeten zijn van een nationale erkende organisatie.
- De KDO verliest direct het recht op deelname aan de Champions League of Darts.
-De KDO verliest per direct het recht op deelname aan alle andere competities en toernooien van de NDB waarvoor lidmaatschap vereist is, zoals de Landelijke Competitie en Superleague Nederland.

Artikel 5 lid 1 van de statuten van de NDB luidt als volgt:
"Artikel 5 – Algemene rechten en verplichtingen
1. Leden van de NDB zijn verplicht:
a. de statuten, reglementen en besluiten van de organen van de NDB na te leven;
b. de belangen van de NDB en/of de dartssport in het algemeen niet te schaden;"

Op 13 juni 2013 heeft de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Den Haag in de zaak met rolnummer C/09/443397/ KG ZA 13-569 op vordering van de KDO bij vonnis de besluiten van de NDB van 1 oktober 2012 en 7 mei 2013 geschorst hangende de uitkomst van de onderhavige procedure.

Het geschil
De KDO vordert dat de rechtbank bij vonnis, het besluit van de NDB van 7 mei 2013 zal vernietigen.
De KDO legt aan haar vordering tot vernietiging ten grondslag dat genoemde besluiten genomen zijn in strijd met de statuten van de NDB (artikel 2:15 lid 1 onder a BW) en in strijd met de redelijkheid en billijkheid die artikel 2:8 BW vereist voor het gedrag tussen rechtspersonen en degenen die krachtens wet en statuten bij de organisatie zijn betrokken (artikel 2:15 lid 1 onder b BW). Op grond van strijdigheid met de wet en/of de statuten vordert zij een verklaring voor recht dat het besluit van 7 mei 2013 nietig is (artikel 2:14 lid 1 BW). De strijdigheid met statutaire voorschriften van de NDB onderbouwt de KDO met het betoog dat de brief van de DNB van 7 mei 2013 een royement inhoudt, terwijl de door de statuten van de NDB vereiste procedure voor een royement, behandeling door een tuchtcommissie, niet zou zijn doorlopen.

De beoordeling
Partijen verschillen allereerst van mening over de vragen (i) of de besluiten van 1 oktober 2012 en 7 mei 2013 van de NDB zijn te kwalificeren als een royement, dan wel als een opzegging, en (ii) welke van deze besluiten, dan wel beide, aan de beëindiging van het lidmaatschap van de KDO ten grondslag lig(t)(gen).
De rechtbank leidt uit de gedingstukken en hetgeen namens de NDB ter zitting is gesteld af dat de brieven van de NDB van 1 oktober 2012 en 7 mei 2013 zijn bedoeld als opzegging van het lidmaatschap van de KDO. Het feit dat de besluiten zijn genomen door het bestuur van de NDB wijst daar reeds op; volgens de statuten van de NDB is het bestuur het orgaan dat opzegt terwijl alleen een tuchtcommissie of de beroepscommissie bevoegd is een lid te royeren. Ook de gronden die de NDB in haar besluiten aanvoert (handelen in strijd met de statuten en schade toebrengen aan de dartssport) wijzen, gezien de tekst van het artikel over opzegging in de statuten (artikel 8 lid 6) eerder op een opzegging dan op een royement. Ten slotte noemt de NDB in haar brief van 7 mei 2013 het besluit ook een "opzegging per direct", welke wijze van opzegging op grond van artikel 8 lid 7 van de statuten mogelijk is. Het feit dat de NDB ook wel de term royement gebruikt, onder meer tijdens de ALV van 25 oktober 2012 en in de onderwerpregel van de brief van 7 mei 2013 leidt niet tot een ander oordeel.
Ter zitting heeft de NDB geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag welke van de besluiten aan de opzegging ten grondslag lig(t)(gen). De rechtbank zal er daarom vanuit gaan dat beide besluiten aan de opzegging ten grondslag liggen. Partijen zijn het er overigens over eens dat de gronden die de NDB voor opzegging aanvoert in beide gevallen dezelfde zijn, te weten (i) het handelen van de KDO in strijd met de statuten van de NDB (artikel 5 lid 1 sub a statuten), (ii) het handelen van de KDO in strijd met haar eigen statuten, en (iii) het schaden van de belangen van de NDB en de dartssport in het algemeen (artikel 5 lid 1 sub b statuten). Ter zitting heeft de NDB aangegeven niet langer het standpunt te handhaven dat de besluiten rusten op grond (ii). Bij beide besluiten is het materiële geschilpunt dan ook of het bestuur van de NDB, onder afweging van alle betrokken belangen, in de gegeven situatie, op de door haar aangevoerde gronden in redelijkheid en naar billijkheid heeft kunnen komen tot opzegging van het lidmaatschap van de KDO.
De juridische grondslagen die de NDB voor haar besluiten aanvoert, als hiervoor weergegeven, worden in de brieven van 1 oktober 2012 en 7 mei 2013 als volgt feitelijk onderbouwd. Het besluit van de KDO om 1.100 leden af te splitsen in een nieuwe vereniging (de ‘amateurvereniging’ D.O.E.) heeft tot gevolg dat deze 1.100 leden niet meer mogen deelnemen aan landelijke toernooien en geen rankingpunten meer kunnen verzamelen voor het internationale circuit. Dit geldt tevens voor de 575 overblijvende leden van de KDO. De doorgroei van deze spelers wordt daarmee belemmerd en dit schaadt de dartssport. De KDO heeft door de oprichting van de D.O.E. een onderscheid gemaakt tussen amateurs en professionals. Deze scheiding is door het bestuur van de KDO actief in stand gehouden, ondanks haar toezegging dat zij er alles aan zou doen de leden van de D.O.E. te laten terugkeren naar de KDO. Dat komt in strijd met de doelstelling van de NDB om de sport ‘in de breedte’ te bevorderen. Daarnaast heeft de NDB door genoemde afsplitsing opeens 1.100 minder leden en ontvangt daarmee € 11.000,- minder aan lidmaatschapscontributie waardoor een begrotingstekort ontstaat. Daardoor worden de belangen van de NDB geschaad. Als andere lidorganisaties dit voorbeeld zouden volgen, zou het totale ledenbestand met 20.000 kunnen inkrimpen.
In de stukken en ter zitting heeft de NDB hier nog aan toegevoegd dat de KDO de regie heeft gehad in de afsplitsing in de vorm van de D.O.E. getuige het feit dat de KDO indertijd een werkgroep heeft opgericht om tegemoet te komen aan de bezwaren van haar leden tegen het ‘NDB-tientje’, en dat de personen in het KDO-bestuur dezelfde zijn als in het D.O.E.-bestuur. Daarnaast zou de KDO in de afgelopen jaren ook (leden van) andere lidorganisaties hebben getracht te bewegen tot afsplitsing, daarmee de belangen van de dartssport en de NDB schadend.
Naar het oordeel van de rechtbank ketsen alle verwijten die de NDB in haar brieven aan haar besluit(en) ten grondslag heeft gelegd reeds af op het feit dat de 1.100 vertrokken KDO/NDB-leden zelf hebben beslist hun lidmaatschap van de KDO en de NDB op te zeggen, zoals de KDO terecht heeft aangevoerd. Het betreft hier geen besluit van de KDO; deze heeft het niet in haar macht dat leden blijven of vertrekken. De NDB heeft ook onvoldoende argumenten aangevoerd om tot het oordeel te kunnen komen dat de beslissing van de 1.100 leden om hun lidmaatschap op te zeggen zou moeten worden toegerekend aan de KDO, of dat op de KDO een verplichting zou rusten de leden hun lidmaatschap te laten voortzetten.
Bovendien blijkt nergens uit dat de KDO een actieve rol heeft gespeeld bij het in stand laten van de splitsing tussen amateur en professional, zoals de NDB heeft betoogd. KDO heeft betwist dat een dergelijk onderscheid überhaupt is gemaakt, waartoe zij onweersproken heeft aangevoerd dat de 1.100 vertrekkende leden hoofdzakelijk amateurspelers zijn omdat die spelers nu eenmaal de hoofdmoot vormen van haar ledenbestand. Het enkele feit dat de afsplitsing haar beslag heeft gevonden tijdens een ledenvergadering van de KDO, waarbij de vertrekkende leden hebben besloten een nieuwe vereniging op te richten, is onvoldoende om aan te nemen dat de KDO in een en ander actief de hand heeft gehad. Overigens is van enige concrete schade aan de dartssport en de NDB niet gebleken. De gestelde schade is door de KDO betwist, waarbij zij heeft opgemerkt dat diverse vertrokken leden toch weer zijn teruggekeerd naar de KDO en dat de NDB momenteel geen begrotingstekort heeft, wat door de NDB niet is weersproken.
De verwijten dat de KDO (leden van) andere lidorganisaties zou hebben ‘geronseld’ om het lidmaatschap van de NDB op te zeggen, en dat het bestaan van een werkgroep van de KDO en de personele unie van KDO- en D.O.E.-bestuur aanwijzingen zouden zijn voor de regie die het KDO-bestuur over de afsplitsing heeft gehad, zijn, zoals de KDO terecht heeft opgemerkt, niet terug te vinden in de brieven van 1 oktober 2012 en 7 mei 2013 en hebben dus niet aan de besluiten van de NDB ten grondslag kunnen liggen. Om die reden kan een oordeel over deze (aanvullende) verwijten achterwege blijven. Overigens zijn ook deze stellingen, die gemotiveerd door de KDO zijn betwist, niet nader onderbouwd.
Uit het voorgaande volgt dat de verwijten van de NDB aan de KDO ongegrond zijn. Dat leidt ertoe dat een geldige grondslag ontbreekt aan de besluiten van de NDB om het lidmaatschap van de KDO op te zeggen.

Door de besluiten van de NDB worden de belangen van de KDO ernstig geschaad. Zoals onder het kopje "gevolgen (ter informatie)" in de brief van 7 mei 2013 is toegelicht, verliest de KDO stemrecht in de ALV van de NDB en mag zij niet meer deelnemen aan de 'Champions League of Darts'. In die brief wordt ook uitgelegd dat als gevolg van de opzegging van het lidmaatschap van de KDO de 575 overgebleven KDO-leden ook niet langer lid zijn van de NDB, en daarom niet langer welkom zijn op de divisie- en bekerkampioenschappen en bovendien hun 'rankingpunten' dreigen te verliezen. Ook al vloeit, zoals de KDO terecht heeft opgemerkt, uit artikel 8 lid 2 van de statuten van de NDB niet zonder meer voort dat door de opzegging door de NDB van het lidmaatschap van de KDO automatisch ook het lidmaatschap van de individuele leden van de KDO beëindigt, zonder twijfel is dat ook de belangen van deze KDO-leden ernstig worden geschaad door de besluiten van de NDB. In het licht van de onevenredigheid van de betrokken belangen is de rechtbank van oordeel dat de NDB in redelijkheid (en naar billijkheid) niet tot haar besluiten heeft kunnen komen. Derhalve zijn deze besluiten vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. De vordering van de KDO zal dus (deels) worden toegewezen. De vordering die strekt tot de verklaring voor recht dat het besluit van 7 mei 2012 nietig is, zal daarom onbesproken blijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten