donderdag 28 februari 2013

Aansprakelijkheid voor ongeval tijdens wedstrijd "skûtjesilen"



In het onderhavige geschil heeft het slachtoffer een verklaring voor recht gevorderd dat de schipper van een skûtsje en de organisatie van een bedrijvencompetitie "skûtjesilen" aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade die is ontstaan tengevolge van het ongeval dat aan boord van het skûtsje tijdens de wedstrijd heeft plaatsgevonden. De vorderingen zijn door de rechtbank toegewezen.
Oordeel in hoger beroep aansprakelijkheid schipper
Het hof is met de schipper van oordeel dat de verkorte verjaringstermijn van artikel 8:1780 BW op de vordering jegens de schipper exclusief van toepassing is en dat de vordering om die reden jegens de schipper is verjaard.
Artikel 8:1780 BW houdtin dat een rechtsvordering tegen een kapitein of schipper ter zake van schade door hem toegebracht in de uitoefening van zijn werkzaamheden verjaart door verloop van twee jaren, welke termijn begint met de aanvang van de dag, volgend op de dag waarop het schadeveroorzakend voorval plaatsvond. Nu het ongeval op 11 juni 2003 heeft plaatsgevonden en slachtoffer de schipper hiervoor pas op 17 oktober 2005 aansprakelijk heeft gesteld, is de vordering krachtens het bepaalde in artikel 8:1870 BW op 12 juni 2005 verjaard
Oordeel in hoger beroep aansprakelijkheid organisator
Het staat het hof niet vrij ambtshalve te onderzoeken of de vordering jegens de wedstrijdorganisatie Neptunus c.s. door verjaring eveneens teniet is gegaan.
Aan haar stelling dat Neptunus c.s. in hun rol van wedstrijdleider en toezichthouder zijn tekortgeschoten, heeft het slachtoffer ten grondslag gelegd dat Neptunus c.s. niet alle veiligheidsmaatregelen in acht hebben genomen en zich niet, althans onvoldoende, ervan hebben vergewist dat de afgekondigde maatregelen door de schippers ook daadwerkelijk zijn nageleefd. Ter ondersteuning van haar stelling voert slachtoffer, in het kort, het volgende aan:
a)  [X] had de wedstrijd, in zijn rol van wedstrijdleider, vanwege de harde wind (windkracht 5 met uitschieters naar 6) en gelet op de onervarenheid van de bemanning, moeten afblazen;
 b)  Indien [X] er toch voor koos om de wedstrijd door te laten gaan, dan had [X] in ieder geval moeten kiezen voor een parcours waarin niet werd gegijpt;
 c)  [appellant 1] heeft niet maximaal gereefd, [X] had dit moeten controleren en [appellant 1] moeten diskwalificeren; en
 d)  De harde wind had voor [X] reden moeten zijn om tijdens het palaver extra en uitdrukkelijk te waarschuwen voor de gevaren en risico’s bij deze wind. Volgens slachtoffer heeft [X] dat niet gedaan. De gevaren van gijpen bij harde wind zijn tijdens het palaver onvoldoende duidelijk toegelicht; het palaver was een mix van een instructie en cabaret.
Als gevolg van het niet in acht nemen van alle veiligheidsmaatregelen en het zich niet, althans onvoldoende, ervan vergewissen of de maatregelen ook daadwerkelijk zijn nageleefd, hebben Neptunus c.s. het gevaar voor een ongeval (mede) in het leven geroepen, hetgeen jegens haar onrechtmatig was, aldus slachtoffer.
Neptunus c.s. betwisten dat zij onvoldoende veiligheid- en voorzorgmaatregelen hebben getroffen. Ter ondersteuning van dit verweer voeren zij, eveneens samengevat, het volgende aan.
 a)  In de eerste plaats wijzen Neptunus c.s. erop dat zij hebben gezorgd voor skûtsjes met ervaren schippers en bemanningsleden, die verantwoord met gasten het betreffende parcours konden varen;
 b)  In de tweede plaats geldt volgens Neptunus c.s. dat een parcours met een gijp bij een windkracht 5 geen gevaar oplevert;
 c)  Verder hebben de schippers van de wedstrijdleiding de instructie gekregen maximaal gereefd te varen. Aan die instructie heeft [appellant 1] voldaan door het voeren van twee riffen in het grootzeil en één rif in de fok;
 d)  [X] stelt dat hij duidelijke instructies aan de deelnemers heeft gegeven, waaronder de instructie dat men tijdens een gijp op een veilige plaats moet zitten en zeker niet in de baan van de grootschoot (sub 6.8 memorie van grieven); en
 e)  Voor de meer specifieke instructies met betrekking tot de gang van zaken aan boord, is volgens Neptunus c.s. de schipper en niet de organisatie en/of wedstrijdleiding verantwoordelijk.

Neptunus c.s. betogen ten slotte dat het ongeval niet was gebeurd indien slachtoffer zich aan de instructies had gehouden.
Het hof stelt voorop dat de vraag of de veroorzaking van schade door het in leven roepen of laten voortbestaan van een gevaar onrechtmatig is, niet uitsluitend kan worden beantwoord aan de hand van de vraag of schade is ingetreden, danwel of sprake is van een ongeval, maar dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval (HR 9 december 1994, LJN: ZC1576 en HR 6 april 2006, LJN: AU6934). 11), waaronder de grootte van de kans op ongevallen, de ernst van de gevolgen van een ongeval, de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen en de grootte van de kans dat een potentieel slachtoffer niet de vereiste oplettendheid zal betrachten

Naar het oordeel van het hof mag van een organisatie van een zeilwedstrijd voor onervaren deelnemers worden verwacht dat de deelnemers nadrukkelijk en indringend gewaarschuwd worden voor de gevaren die verbonden zijn aan een gijpmanoeuvre. Voorshands staat vast dat geleadeerde door de organisatie tijdens het palaver onvoldoende is gewaarschuwd en geïnstrueerd. Uit de verklaringen van deelnemers leid het hof af dat het palaver, inderdaad zoals het slachtoffer stelt, het midden hield tussen een instructie en een cabaret. Alleen al om die reden kan het palaver niet worden aangemerkt als een indringende waarschuwing aan de deelnemers. Het hof laat de organisatie toe hiertegen tegenbewijs te leveren.

De uitspraak staat HIER

Geen opmerkingen:

Een reactie posten